Achtervoegsels

Aan het eind van deze les:

  1. Weet je wat achtervoegsels zijn
  2. Weet je de betekenis van veelvoorkomende achtervoegsels
  3. Kun je zelf woorden maken met achtervoegsels
  4. En kan je de betekenis van een onbekend woord achterhalen door een achtervoegsel te herkennen.
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Aan het eind van deze les:

  1. Weet je wat achtervoegsels zijn
  2. Weet je de betekenis van veelvoorkomende achtervoegsels
  3. Kun je zelf woorden maken met achtervoegsels
  4. En kan je de betekenis van een onbekend woord achterhalen door een achtervoegsel te herkennen.

Slide 1 - Slide

 Achtervoegsels
Voorbeelden van achtervoegsels:


-ig
groenig
-achtig
lila-achtig
-loos
radeloos
-baar
draagbaar
-dom
christendom
-lijk
makkelijk

Slide 2 - Slide

achtervoegsels
Het achtervoegsel -achtig betekent: een beetje als.



Het achtervoegsel -baar betekent: kan.
Het achtervoegsel -loos betekent: zonder.
Het achtervoegsel -vol betekent: met veel.
Het achtervoegsel -arm betekent: met weinig.
Het achtervoegsel -rijk betekent: met veel.




Slide 3 - Slide

Achtervoegsel
  • Bij sommige woorden kun je een stukje achter het woord toevoegen.
  • De betekenis van het woord verandert door dit achtervoegsel:
      - waarde
     - waarde + loos (= achtervoegsel) = 
     --> waardeloos (betekenis: zonder waarde)


Slide 4 - Slide

Wat is het achtervoegsel
Handelaar
A
Handel
B
aar
C
Ha
D
de

Slide 5 - Quiz

Wat is GEEN achtervoegsel?
A
-teit
B
-heid
C
-inter
D
-baar

Slide 6 - Quiz

Welk woord heeft een achtervoegsel?
A
Heksenhuis
B
Smaakvol
C
Onbestelbaar

Slide 7 - Quiz

Achtervoegsel zijn:
A
aparte woorden
B
woorddelen met een betekenis
C
betekenisloze woorddelen
D
een paar losse letters

Slide 8 - Quiz

Wat is een woord met een achtervoegsel?
A
fietstocht
B
smaakvol

Slide 9 - Quiz

Welke van deze is een achtervoegsel?
A
Aardig
B
Ondiep

Slide 10 - Quiz

Wat is het achtervoegsel in 'onderdeel'?
A
el
B
eel
C
deel
D
er is geen achtervoegsel

Slide 11 - Quiz

Wat is een achtervoegsel?
A
een werkwoord
B
een voornaamwoord
C
een toevoeging, die steeds dezelfde betekenis heeft
D
een lidwoord

Slide 12 - Quiz

achtervoegsels zijn
A
loos-wan-lijk
B
loos-lijk-heid
C
wan-heid-teit

Slide 13 - Quiz