§3.4 - politieke stromingen

Burgers en stoommachines

paragraaf 3.4 Politieke stromingen
1 / 28
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Burgers en stoommachines

paragraaf 3.4 Politieke stromingen

Slide 1 - Slide

Lesvolgorde
Huiswerk nakijken
Herhaling Lessonup
3.4 bespreken

Slide 2 - Slide

Wat weet je nog van 3.3?

Slide 3 - Mind map

Wat is de sociale kwestie?

Slide 4 - Open question

Stelling:
"Sociale wetten hielpen mensen uit de armoede".
Eens/oneens. Leg je mening uit met argumenten.

Slide 5 - Open question

Wat is een vakbond?

Slide 6 - Open question

Politieke stromingen
  1. Liberalisme
  2. Socialisme (en communisme)
  3. Confessionalisme (katholieken en protestanten) 

Wat conservatieven zijn

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Kenmerkend aspect
Het onstaan van politieke- en maatschappelijke stromingen

Slide 9 - Slide

Opkomst van politieke partijen
Groepen die het met elkaar eens waren richten politieke partijen op om hun ideeën voor elkaar te krijgen.

Politieke partij = een politiek organisatie die zich verkiesbaar stelt. Ze wil meedoen het land/provincie om gemeente te besturen

Slide 10 - Slide

Liberalisme
  • Persoonlijke vrijheid

  • De overheid bemoeit zich zo min mogelijk  met de mensen

  • Weinig regels voor de economie

Slide 11 - Slide

Conservatieven
Tegenstanders van de liberalen.

Conservatieven wilden zo weinig mogelijk veranderen, alles moest zo blijven als het was.

Slide 12 - Slide

Confessionalisme
  • Politieke stroming waarbij men uitgaat van het geloof:
  1. Katholieken
  2. Protestanten

Slide 13 - Slide

Confessionelen krijgen meerderheid in parlement
Rond 1900 confessionelen meerderheid in parlement.

Slide 14 - Slide

Openbaar en christelijk onderwijs
  • Openbare scholen kregen geld van de overheid voor onderwijs.
  • Christelijke scholen kregen geen geld.
  • Confessionelen wilden dat christelijke scholen (bijzonder onderwijs) net zoveel geld kregen als de openbare scholen.
  • 1917 christelijke scholen worden betaald door de overheid

Slide 15 - Slide

Socialisme
  • Het socialisme wilde betere arbeidsomstandigheden voor fabrieksarbeiders

  • Karl Marx bedacht het socialisme, hij wilde dat de maatschappij geen klassen en standen meer had

Slide 16 - Slide

Sociaal-democraten
  • Partij die voor de arbeiders opkomt
  • Willen gelijkheid
  • Minder verschil tussen rijk en arm
  • Willen door verkiezingen aan de macht komen.

Slide 17 - Slide

Communisme
  • extreme vorm van socialisme
  • Alles is eigendom van de staat.
  • Arbeiders zijn de baas -> REVOLUTIE!

Slide 18 - Slide

Links - rechts

Slide 19 - Slide

Politieke stromingen

Liberalisme: VVD, D'66
Socialisme: PvdA, SP
Confessionalisme: SGP, CU, CDA
Linkse partijen:

SP, PvdA, GroenLinks

Centrumpartijen:
D'66, CDA

Rechtse partijen:
VVD, SGP


Slide 20 - Slide

Feministen
  • Streden voor gelijke rechten voor vrouwen
  • Feminisme is een emancipatiebeweging

Slide 21 - Slide

Emanciapatiebewegingen
Confessionelen, socialisten en feministen voelden zich achtergesteld.
Ze willen gelijke rechten voor hun groep
Daarom zijn het emancipatiebewegingen

Slide 22 - Slide

Eisen feministen 
  • Kiesrecht voor vrouwen
  • Dat vrouwen door mochten studeren (HBS en universiteit) Let op, dit gold alleen de vrouwen die uit de hogere burgerij kwamen.

Slide 23 - Slide

Welke partij hoort bij het socialisme?
A
ARP
B
SDAP
C
Liberale Unie
D
RKSP

Slide 24 - Quiz

Schoolstrijd: Wat wilden de confessionelen?

Slide 25 - Open question

Welke socialistische partij wilde revolutie (rond 1900)?
A
Partij van de Arbeid
B
Sociaal Democratische Arbeiders Partij
C
Communistische partij

Slide 26 - Quiz

Aletta Jacobs was de eerste vrouw die naar de universiteit mocht.
Bij welke emancipatiebeweging hoort zij?

Slide 27 - Open question

Wat heb je geleerd over 3.4?

Slide 28 - Mind map