M7 2.3 Betalingsbalans deel 1

2.3 De betalingsbalans
Module 7
1 / 17
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

2.3 De betalingsbalans
Module 7

Slide 1 - Slide

Betalingsbalans

Op een betalingsbalans staan de geldstromen van en naar het buitenland als gevolg van handel. Als het geld het land uitgaat, staat het op de uitgavenkant. Als er geld het land inkomt, staat het op de ontvangstenkant.

Slide 2 - Slide

Er zijn diverse handelstransacties tussen binnen- en buitenland waarbij verschillende soorten geldstromen horen .
Welke kan jij bedenken?

Slide 3 - Mind map

Slide 4 - Video

Samenvattend
zie volgende slide...

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Maak 2.3 9 t/m 11
Lees 2.3, maak eerst bovenstaande opdrachten, 
ga daarna pas verder met de lessonup

Slide 7 - Slide

Overschot & tekort

Een groter wordend overschot, of een kleiner wordend tekort, heet een verbetering van de betalingsbalans.

Andersom, een verslechtering van de betalingsbalans, betekent dat het tekort groter wordt, of het overschot afneemt.

Slide 8 - Slide

Buitenlandse valutareserve 

Het saldo van de betalingsbalans geeft aan wat er met de deviezenvoorraad van een land gebeurt.


De deviezenvoorraad (ook wel buitenlandse valuta reserve) is - zeg maar - de hoeveelheid buitenlands geld van een land, die gebruikt wordt voor internationale handel.

Bij een tekort op de betalingsbalans gaat er meer geld uit dan er in komt, dus neemt de deviezenvoorraad af. Bij een overschot op de betalingsbalans neemt de deviezenvoorraad dus toe.

Slide 9 - Slide

Voorbeeld: overschot op de betalingsbalans
Wanneer een land een overschot op de betalingsbalans heeft, ontvangt het land in meer geld uit het buitenland dan dat zij in die periode moeten betalen aan het buitenland. 
Er wordt dan per saldo geld ontvangen uit het buitenland.

Slide 10 - Slide

Iedereen die geld ontvangt uit het buitenland wil graag betaald worden in de eigen munt. Daarom moet het buitenland haar eigen munten omruilen. Die vreemde valuta komen op die manier terecht in de valutareserve bij de Centrale Bank.

Slide 11 - Slide

Voorbeeld: tekort op de Betalingsbalans
Wanneer een land een tekort op de betalingsbalans heeft, moet het in die periode meer betalen aan het buitenland dan zij in die periode ontvangen uit het buitenland. 
Er moet dus per saldo betaald worden aan het buitenland.

Slide 12 - Slide

Voor die betaling aan het buitenland moet het land de munt hebben van degene die het geld wil ontvangen.
Die vreemde valuta zitten in de valutareserve bij de Centrale Bank.
Een land kan daarom niet permanent een tekort op de betalingsbalans hebben, omdat op een gegeven moment de voorraad vreemd geld op raakt. Een tekort kan dan alleen nog maar als het andere land het accepteert als een schuld.

Slide 13 - Slide

Saldo lopende rekening = 200 mld.
Saldo kapitaalrekening = 150 mld.
De deviezenvoorraad neemt ...
A
af met € 50 mld.
B
toe met € 50 mld.
C
toe met € 150 mld.
D
toe met € 350 mld.

Slide 14 - Quiz

Maak 2.3 13 t/m 14

Slide 15 - Slide

Je weet nu:
1) wat de betalingsbalans en de buitenlandse valuta reserve zijn
2) welke transactie op welke deelrekening staat op de betalinsgbalans
3) dat transacties op de kapitaalrekening in verband staan met die op de lopende rekening (opgave 11 en 12)
4) de invloed van het saldo op de betalinsgbalans op de buitenlandse valuta reserve

Slide 16 - Slide

Ik heb nog de
volgende vragen

Slide 17 - Mind map