This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 120 min
Items in this lesson
Training Leesvaardigheid
Allemaal trucjes
Slide 1 - Slide
Welk punt ga je halen op het CSE?
Slide 2 - Mind map
Het grote geheim
het Centraal Examen vraagt niet om leesvaardigheid.
Het vraagt om begrip over wat CITO van je wil.
Weet je dat, dan haal je goede cijfers
Slide 3 - Slide
Het recept
- Ken de Signaalwoorden
-Ken je Woordjes
- Ken de Vraagsoorten
- Oefenen, oefenen, oefenen
Slide 4 - Slide
Signaalwoorden
Zorg dat je:
A) signaalwoorden herkent
B) Weet welk verband ze aangeven
C) Hoe je ze in een zin gebruikt
D) LEER JE SIGNAALWOORDEN!!!!!
Slide 5 - Slide
Gevolg / Conclusie / oorzaak
Als je deze signaalwoorden tegenkomt in een tekst, weet je dat de schrijver aan het einde is gekomen van bijvoorbeeld zijn verslag of zijn opsomming van argumenten. Door het signaalwoord weet je dat je nu een gevolg of een conclusie kunt verwachten.
Slide 6 - Slide
after all
tenslotte
all-in all
al met al
as a result
als gevolg daarvan
consequently
dus, daarom
in conclusion
concluderend
in short
kortom
so
dus
therefore
daarom, dus
Slide 7 - Slide
Tegenstelling
Als je deze signaalwoorden tegenkomt in een tekst, weet je dar de schrijver een andere kant opgaat in zijn tekst dan ervoor. De schrijver gebuikt bijvoorbeeld een argument tegen wat ervoor was gezegd.
Slide 8 - Slide
although
hoewel
But
maar
contrary to / in contrast to
in tegenstelling tot
even though
daarentegen
on the one hand …
aan de ene kant …
… on the other hand
… aan de andere kant
however
echter
instead of
in plaats van
in spite of
desondanks
nevertheless
niettemin
besides
behalve
still
toch
Slide 9 - Slide
Vergelijking
Als je deze signaalwoorden tegen komt in een tekst, weet je dat het genoemde dan hetzelfde als iets anders is of er mee te vergelijken is.
Slide 10 - Slide
likewise
evenzo, evenzeer
similarly
op een vergelijkbare manier
such as
zoals
as well as
evenals
Slide 11 - Slide
Voorwaarde
Door deze signaalwoorden weet je dat er een voorwaarde aan iets wordt gesteld in de tekst. Doordat er aan iets voldaan wordt, kan er iets anders gebeuren.
Slide 12 - Slide
if
als, indien
unless
tenzij
provided
mits, op voorwaarde dat
granted that
ervan uitgegaan dat
as/so long as
zolang als
only if
alleen als
Slide 13 - Slide
Welk signaalwoord/functiewoord hoort bij welk tekstverband? Sleep de goede antwoorden naar elkaar toe.
As well as
In short
To praise
To criticize
For instance
Uitbreiding/Opsomming
Gevolg/Conclusie
Ondersteunen (positief)
Tegenstelling
Voorbeelden
Slide 14 - Drag question
Welk signaal woord in de tekst geeft een tegenstelling aan?
Slide 15 - Open question
He should not be doing this job, ... he was not trained for it.
A
despite
B
however
C
since
D
such as
Slide 16 - Quiz
Many species of wildlife are becoming extinct __________ the rainforests are being destroyed.
A
opsomming
B
reden
C
relativering
D
gevolg/conclusie
Slide 17 - Quiz
They like to watch soap operas ____________ films on TV.
A
opsomming
B
reden
C
relativering
D
gevolg/conclusie
Slide 18 - Quiz
He did not concern himself with the interests of his own class, and ______________ some thought him arrogant and others thought him stupid.
A
consequently
B
as well as
C
due to
D
as a matter of fact
Slide 19 - Quiz
_____________, she'd rather get a room than stay in the house
A
opsomming
B
reden
C
relativering
D
gevolg/conclusie
Slide 20 - Quiz
Many species of wildlife are becoming extinct __________ the rainforests are being destroyed.
A
because
B
and
C
actually
D
all-in-all
Slide 21 - Quiz
_____________, she'd rather get a room than stay in the house
A
what's more
B
therefore
C
actually
D
as a result
Slide 22 - Quiz
He did not concern himself with the interests of his own class, and ______________ some thought him arrogant and others thought him stupid.
A
opsomming
B
reden
C
relativering
D
gevolg/conclusie
Slide 23 - Quiz
They like to watch soap operas ____________ films on TV.
A
in fact
B
for
C
and
D
in short
Slide 24 - Quiz
Stappenplan
1. Scannen: Titel, plaatjes, intro -> Waar gaat de tekst over?
1a. LEES NIET DE HELE TEKST DOOR!!!
2. Lees de vraag: In welke alinea's moet je kijken? -> aanstrepen
3. wat voor soort vraag is het? ABCD/gaten/open/bewering?
4. Volg de stappen die nu nog gaan komen.
Slide 25 - Slide
Vraagsoorten
- Meerkeuzevraag
- Open vraag
- Gatenvraag
- Beweringenvraag
Slide 26 - Slide
Gatenvragen
De vrees van menig leerling, maar stiekem niet zo moeilijk, als je je (signaal)woorden kent.
Er zijn 2 soorten:
-gatenvragen met signaal-/functiewoorden
Kan een gatenvraag zijn, maar ook bijvoorbeeld 'hoe verhoudt deze alinea zich tot de vorige'.
- echte gatenvragen
Slide 27 - Slide
Which of the following fits the gap in paragraph 2?
A
Obviously
B
In other words
C
Consequently
D
Yet
Slide 28 - Quiz
Which of the following fits the gap in paragraph 4?
A
Consequently,
B
Moreover,
C
Similarly,
D
Yet,
Slide 29 - Quiz
Ter conclusie
Om een voldoende te halen moet je woordjes leren en trucjes kennen.
Weet wat CITO van je vraagt en je kunt genoeg vragen goed beantwoorden.