Studievaardigheden: soorten toetsvragen & leerstrategieën

Soorten toetsvragen

In deze les leer je welke soorten toetsvragen er bestaan + hoe je ze leert.
daarna gaan we zelf een toetsvraag maken bij geschiedenis + nog het kerstontbijt doornemen
1 / 33
next
Slide 1: Slide
StudielessenMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Soorten toetsvragen

In deze les leer je welke soorten toetsvragen er bestaan + hoe je ze leert.
daarna gaan we zelf een toetsvraag maken bij geschiedenis + nog het kerstontbijt doornemen

Slide 1 - Slide

Inhoud

  • Soorten toetsvragen
  • Leerstrategieën
  • Opdracht: zelf toetsvragen bedenken bij geschiedenis

Slide 2 - Slide

Een mogelijke toetsvraag:
In welk jaar werd Athene opgericht?
Wat voor soort vraag is dit denk je?
A
Een vraag die mijn kennis test.
B
Een vraag waarbij ik mijn kennis moet toepassen.

Slide 3 - Quiz

Een mogelijke toetsvraag:
Leg uit waarom de Grieken koloniën stichtten.
Wat voor soort vraag is dit denk je?
A
Een vraag die mijn kennis test.
B
Een vraag waarbij ik mijn kennis moet toepassen.

Slide 4 - Quiz

Soorten toetsvragen
  1. kennisvragen
  2. toepassingsvragen
  3. inzichtvragen

Slide 5 - Slide

Kennisvragen
Deze vragen toetsen of je feiten kunt onthouden en herhalen. Je leert dingen uit je hoofd.

Voorbeeld: uitleggen van begrippen of vertalen van woorden.

Slide 6 - Slide

kennisvragen --> Uit je hoofd leren
  1. Lezen + leren
  2. flashcards
  3. digitaal overhoorprogramma

Slide 7 - Slide

1. Lezend leren
Stap 1: lees de woordjes of begrippen goed door.
Stap 2: begrijp je alles? Zo niet, zoek dan de informatie op.
Stap 3: lees je woordjes/begrippen een aantal keer door.
Stap 4: Dek de woordjes af en overhoor jezelf hardop. 

Let op: dit is de minst effectieve manier, maar wel een goed begin om te beginnen met leren. 
Door naar de flashcards!


Slide 8 - Slide

2. Flashcards
Schrijf een woord op begrip op
de voorkant van een kaartje.
Betekenis of uitleg op de achterkant.
Gebruik voor elk woord een nieuw kaartje.

Stap 1: leer elke dag een aantal flashcards. Ken je hem? Stap 2!
Stap 2: Leer het woordje dat je al best goed kent om de twee dagen. Weet je hem nog? --> Anders terug naar stap 2.

Slide 9 - Slide

3.Digitaal overhoorprogramma
Je kunt ook digitale overhoorprogramma's gebruiken. Dit doe je nadat je de woordjes of begrippen hebt geleerd. Je checkt of je alles hebt onthouden en of je de spelling goed kent. 

Studygo of Quizlet

Maak hier gebruik van om jezelf te overhoren!

Slide 10 - Slide

Toepassingsvragen
Een toepassingsvraag test of jij wat je geleerd hebt ook kunt gebruiken in een andere situatie. Veel vragen bij bijv. wiskunde zijn toepassingsvragen maar ook grammatica bij Engels bijvoorbeeld. 

Slide 11 - Slide

Toepassen
  • vaktaal begrijpen
  • woordweb
  • kapstok
  • 25 woorden samenvatting
  • w-vragen

Slide 12 - Slide

Strategie 1 - vaktaal begrijpen
Vaak kom je bij het leren lastige woorden (begrippen) tegen.

  • Vaktaal, woorden die horen bij een vak (stadstaat, cultuur, nijverheid).


  • Instructietaal, woorden die horen bij opdrachten en toetsen (kenmerken, verklaar, present simple).

  • Abstract taalgebruik, woorden waar je geen plaatjes bij kunt bedenken (definitie, relatie)
Bij het leren van vaktaal (begrippen):
1. Zoek in je het hoofdstuk dat je moet leren naar vaktaal.
2. Ken je de betekenis van de woorden?
3. Begrijp je echt wat ze betekenen en waarom ze belangrijk zijn?
4. Kan je de begrippen gebruiken als je iets uit moet leggen?

Slide 13 - Slide

Strategie 2 - woordweb
Werkwijze 1:
  1. Kies een woord dat je niet begrijpt/lastig vindt en schrijft dat in het midden van het vel.
  2. Bedenk welke andere begrippen erbij horen en zet die om het begrip heen.

Werkwijze 2:
  1. Schrijf alle woorden die bij een bepaald onderwerp horen op een vel papier.
  2. Verbind alle begrippen die bij elkaar horen met een lijn.
  3. Bekijk welk woord met het meeste andere begrippen verbonden is en omcirkel dat woord. 
Een voorbeeld van werkwijze 1.
In het midden schrijf ik op Agora. Daaromheen schrijf ik op marktplein, rechtspraak, nijverheid, scholen, winkels, handel, politiek, stadstaat,... 

Slide 14 - Slide

Strategie 3 - Kapstok
Als je moet leren is het handig om een kapstok te maken.

Je verdeelt de begrippen in woordgroepjes, je hangt ze aan een kapstok.

Zo krijg je overzicht en leer je sneller.


Voor Nederlands kom je de begrippen woordsoorten, zelfstandig naamwoord, lidwoord, bijvoegelijk naamwoord tegen. 
Boven aan zet je woordsoorten en daaronder vallen de andere drie begrippen, zo krijg je een kapstok.

Slide 15 - Slide

Woordweb
Schrijf alle belangrijke woorden die bij een onderwerp horen op papier. Verbind daarna de begrippen die bij elkaar horen met een lijn. Kijk dan wel woord te maken heeft met de meeste begrippen en omcirkel dit woord.

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Inzicht vragen
Bij inzichtsvragen moet je altijd even nadenken. Dus zelf een oplossing proberen te vinden. Leraren stellen dit soort vragen om te achterhalen of je de leerstof ook daadwerkelijk begrijpt. Een voorbeeld van een inzichtsvraag bij het vak economie is de vraag “Wat gebeurt er met de werkloosheid als de inflatie stijgt?”

Slide 20 - Slide

Inzicht
  •  Robot
  •  3-2-1
  •  Rangorde
  •  V6
  •  Controller
  •  signaalwoorden 
  • Mindmap

Slide 21 - Slide

Strategie 4 - 
robot
Bij deze strategie doe je net alsof je kijkt als een robot. Je zoekt naar een vaste volgorde of een stappenplan voor een probleem of opdracht.

  • Je zoekt naar een vaste aanpak of naar een vaste volgorde die je kunt gebruiken bij
    gelijksoortige vragen
  • Deze aanpak schrijf je op en pas je vervolgens iedere keer toe.

  • Bij het ontleden van zinnen bij Nederlands moet je bijvoorbeeld altijd:
  1. Eerst de persoonsvorm zoeken.
  2. Dan zinsdeelstrepen zetten.
  3. Dan het onderwerp benoemen.

Een robot moet een vaste input hebben om zijn taken uit te voeren. Als er zomaar iets gebeurt weet een robot niet wat hij moet doen, vandaar de naam van deze strategie.

Slide 22 - Slide

Strategie 5 -
3-2-1
Bij deze strategie kijk je terug op wat je geleerd hebt.

Werkwijze:
3. Haal 3 onderdelen van de leerstof in je gedachten terug.
2. Schrijf 2 nieuwe inzichten of ideeën op waar je tijdens het leren zelf op bent gekomen
3. Schrijf 1 vraag op die je na het leren nog steeds hebt.

Slide 23 - Slide

Strategie 6 - Rangorde
Zet je leerstof in rangorde, je brengt een volgorde aan. Bijvoorbeeld een volgorde op de volgende manieren:
  • Van belangrijk naar onbelangrijk
  • Van vroeger naar later
  • Van warm naar koud
  • Van donker naar licht

Op deze manier verbind je de begrippen met elkaar en onthoud je ze beter.


Slide 24 - Slide

Strategie 7 -
V6 (wiskunde)
Bij deze strategie leer je belangrijke info uit een wiskunde opgave te halen. Zo mis je geen belangrijke info of stappen.

Werkwijze:
  1. Lees de tekst en lees de vraag.
  2. Bedenk welke gegevens je uit de tekst nodig hebt voor de vraag.
  3. Lees de tekst nog eens en haal de benodigde gegevens eruit.
  4. Vraag jezelf af in welke volgorde je de vraag moet uitvoeren/beantwoorden.
  5. Voer de berekeningen uit.
  6. Controleer je werkwijze en schat in of je antwoord kan kloppen. 

Slide 25 - Slide

Strategie 8 -
Controller
Bij deze strategie kijk je terug op opdrachten die je gemaakt hebt om ervan te leren.

Werkwijze
  1. Pak door jou gemaakt werk er eens bij; een oefentoets, je werkboek of een lesopdracht.
  2. Bekijk bij welke opdracht of vraag je een fout hebt gemaakt. 
  3. Zoek uit wat voor soort vraag dit is.
  4. Maak een vergelijkbare vraag en kijk of je het nu wel goed kunt (zo niet, maak nog een vraag. Net zolang tot het goed gaat). 

Slide 26 - Slide

Strategie 9 - Signaalwoorden
Door signaalwoorden kan je goed zien wat er in een tekst komen gaat. Dat zorgt voor overzicht en duidelijkheid. Als je goed op de signaalwoorden let kan je de opbouw in een tekst vinden.
  • Opsomming
  • Gelijkwaardigheid
  • Alternatieven
  • Herhaling
  • Tegenstelling/verandering
  • Oorzaak en gevolg
  • Voorwaarde
  • Nadruk
  • Volgorde
  • Aanname
  • Samenvatting/conclusie
Signaalwoorden zijn eigenlijk verkeersborden in een tekst. Ze geven je een teken/een signaal/een waarschuwing. Zo weet je wat er komen gaat, wel zo handig!

Slide 27 - Slide

Strategie 10: Problemen oplossen
  • mindmap

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Zoek de juist methode bij de vraag!
Uit je hoofd leren
Toepassen
Problemen oplossen
woordweb
digitaal overhoorprogramma
w-vragen
samenvatting
flashcards
mindmap
kapstok

Slide 31 - Drag question


Na deze les, 
wil ik de volgende strategie zeker gaan proberen...
Strategie - vaktaal
Strategie - woordweb
Strategie - robot
Strategie - 3-2-1
Strategie - rangorde
Strategie - Rekenvragen V6
Strategie - kapstok
Strategie - controller
Strategie - Signaalwoorden
Stategie - Mindmap

Slide 32 - Poll

Opdracht in 2-tal
Je gaat voor een vak van elk type toetsvraag één vraag maken. Beslis met je maatje welk vak je hiervoor gebruikt en maak een kennisvraag, een toepassingsvraag en een inzicht vraag.
Bewaar de vragen goed voor de volgende les.

Slide 33 - Slide