Herhaling h4

Herhaling h4
1 / 32
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Herhaling h4

Slide 1 - Slide

Leerdoelen 4.1
Je leert in deze paragraaf:

  • Wanneer het zinvol is iets te verzekeren
  • Een verzekeringspremie op te zoeken of te berekenen
  • Hoe je de totale verzekeringskosten berekent
  • Hoe je een schadevergoeding berekent

Slide 2 - Slide

Verzekeraar
Verzekerde

Slide 3 - Slide

Risico
Hoe groot het risico op schade is hangt af van:

  • de kans op schade
  • de waarde van wat je verzekert.

Slide 4 - Slide

Premie
Als je een verzekering afsluit dan betaal je premie (bedrag per maand).

De verzekeraar heeft deze premie vooral nodig voor:
  • het vergoeden van schades
  • het betalen van de kosten bijv; personeel, gebouw en computers
  • reserve voor grote onverwachte schades
  • winst

Slide 5 - Slide

Verzekeringskosten berekenen
Verzekeringskosten bestaan niet alleen uit premie. Daar komen ook nog poliskosten bij. Over de premie+poliskosten betaal je ook nog een percentage assurantiebelasting.

Slide 6 - Slide

Instructie
VERZEKERINGSKOSTEN BEREKENEN

 



Slide 7 - Slide

verzekeringskosten berekenen
Premie = € 110. Poliskosten = € 9,50. Assurantiebelasting = 21%. 





  • Bereken de verzekeringskosten 

Slide 8 - Slide

Oefenopgave

Mevrouw Jansen heeft een nieuwe auto aangeschaft. Ze gaat deze auto verzekeren. De premie bedraagt €45,50. De poliskosten voor deze verzekering zijn €4,75. De assurantiebelasting is 21%. Bereken de totale verzekeringskosten.

Slide 9 - Slide

Mevrouw Jansen heeft een nieuwe auto aangeschaft. De premie is €45,50. De poliskosten zijn €4,75. De assurantie belasting is 21%. Bereken de totale verzekeringskosten.

Slide 10 - Open question

Onzeker voorval
De verzekeraar vergoedt schade alleen als die het gevolg is van een onzeker voorval

Dat is een gebeurtenis waarvan je niet weet wanneer en of die ooit zal plaatsvinden.

Slide 11 - Slide

Oefenvraag eigen risico

Mijn fiets heb ik verzekerd bij verzekeringsmaatschappij De Lekke Ketting. Helaas heb ik een aanrijding gehad en zit er schade aan mijn fiets. De kosten van deze schade zijn €155,- Mijn eigen risico is €35,-
Hoeveel geld krijg ik van de verzekeringsmaatschappij uitgekeerd?
A
€190
B
€120
C
€155
D
€0

Slide 12 - Quiz

Leerdoelen 4.2
Je leert in deze paragraaf:


  • Wat je hebt aan een aansprakelijkheidsverzekering
  • Wat het verschil is tussen een inboedelverzekering en opstalverzekering
  • Hoe je bij deze verzekeringen de premie kunt vaststellen of berekenen
  • Wat de gevolgen zijn van onderverzekering

Slide 13 - Slide

Inboedelverzekering


De spullen in je huis noem je inboedel.

Als je daaraan schade hebt door brand, inbraak of water dan wordt dat vergoed als je een inboedelverzekering hebt.

Slide 14 - Slide

Opstalverzekering
Schade aan je huis door brand of storm wordt vergoed als je een opstalverzekering hebt.

Als je een eigen huis hebt moet je zelf deze verzekering afsluiten!

Slide 15 - Slide

Als ik schade maak aan spullen van een ander dan gebruik ik de volgende verzekering:
A
Aansprakelijkheidsver- zekering particulieren
B
Opstalverzekering
C
Inboedelverzekering

Slide 16 - Quiz

Premie woonhuisverzekering
De premie is meestal een bedrag voor elke €1000,- waarvoor je verzekerd bent.




Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Piet sluit voor zijn huis een opstalverzekering af. De jaarpremie is €0,75 per €1000,- verzekerd bedrag. Het huis is verzekerd voor €435000,- Bereken welk bedrag Piet per maand aan premie betaald.
A
€750,-
B
€328,05
C
€328,50
D
€0,00172414

Slide 19 - Quiz

Oververzekeren
Je bent voor een te hoog bedrag verzekerd. Dit is onnodig, want je betaald dan onnodig meer premie. Bij schade krijg je alleen de werkelijke schade uitgekeerd.

Slide 20 - Slide

Onderverzekering
Het verzekerde bedrag is lager dan de werkelijke waarde. Als je dan schade hebt is je vergoeding ook lager.

Slide 21 - Slide

Schadevergoeding bij onderverzekering berekenen.

Slide 22 - Slide

§4.3 Rij schadevrij! 
Leerdoelen:
  • Je kunt het verschil tussen een WA- en een allriskverzekering uitleggen.
  • Je kunt voorbeelden geven waarvan de premie van een scooter- of autoverzekering afhankelijk is.
  • Je kunt uitleggen hoe een bonus-malusregeling werkt.
  • Je kunt een verzekering kiezen.

Slide 23 - Slide

Wettelijk verplicht

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Korting voor schadevrij rijden
Als je geen schade veroorzaakt krijg je van de verzekeraar een korting (als beloning) Deze korting heet de no-claim korting.

Als je een keer schade claimt, verlies je een deel van je korting. Dan betaal je het volgend jaar meer premie (malus).
Als je vaak schade claimt, moet je zelfs een toeslag betalen. Dit systeem noem je bonus-malus regeling.

Slide 26 - Slide

Zorgtoeslag

Premies voor de basisverzekering verschillen niet zoveel. Zorgverzekeraars maken afspraken met ziekenhuizen over kosten. Voor de basisverzekering betaal je al ruim €100 per maand.


Mensen met een laag inkomen kunnen zorgtoeslag krijgen. Zorgtoeslag ontvang je om de kosten van je zorgverzekering te betalen. Je ontvangt de zorgtoeslag van de belastingdienst.






Slide 27 - Slide

Verplicht eigen risico
Bij de basisverzekering heb je een verplicht eigen risico. Dit zijn de zorgkosten die je eerst zelf moet betalen.
Je mag kiezen je eigen risico te verhogen, dan wordt je premie lager. Let op! Dan moet je dus ook zelf betalen als je een dure medische behandeling moet ondergaan.

Slide 28 - Slide

Solidariteit zorgverzekering
Niemand mag geweigerd worden voor de basisverzekering en iedereen betaalt dezelfde premie voor de basisverzekering (verschilt wel per verzekeraar).

Slide 29 - Slide

Solidariteit
Bij zorgverzekeringen is er solidariteit: iedereen betaalt premie voor een basisverzekering.

 Gezonde mensen, die weinig of geen zorg nodig hebben, betalen daardoor mee aan zorgkosten van minder gezonde mensen

Slide 30 - Slide

Wat is een onzeker voorval?

Slide 31 - Open question

Omrekenen van maand naar jaar en andersom
12 maanden en 52 weken

Slide 32 - Slide