De Present Perfect

de Present Perfect
De Present Perfect
1 / 38
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo, mavo, havoLeerjaar 2

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

de Present Perfect
De Present Perfect

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoel
Aan het einde van de les zul je begrijpen wanneer en hoe de Present Perfect wordt gebruikt.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Wat weet je al over de Present Perfect?

Slide 3 - Mind map

This item has no instructions

Alice has lived in Rome for two years.
Woont ze daar nog of woont ze nu ergens anders?
A
Ze woont daar nog
B
Ze woont nu ergens anders

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Wanneer gebruik je de present perfect?


  • Om te praten over iets wat in het verleden is begonnen, en nu nog aan de gang is (nog niet afgelopen)

Bob has known John since they were 10.
Mary has worked at the market for 5 years now.
Bill and Kate have been friends since 2011.



Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Wanneer gebruikje de present perfect?
  • Om te praten over iets wat in het verleden gebeurd en waar je nu het resultaat van merkt:
Sharon has broken her leg (now she can't walk)
Jim has lost his keys ( now he can't open the door)
Gwen has eaten too much (now she feels sick)






Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Wanneer gebruik je de present perfect?
  • Om te praten over ervaringen to  nu toe:
I have never been too America.
Have you ever been to America?
I've never swum with dolphins.
She has never run a marathon.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Hoe maak je de present perfect?
  • Have / has + voltooid deelwoord

I have lived here for ten years.
She has known him since 2011.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

I
You
He/She/It
We
You
They
have 
have
have 
have 
have 
has

Slide 9 - Drag question

This item has no instructions

                       Present perfect


        have / has + voltooid deelwoord

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Wat is dan het voltooid deelwoord?
er zijn 2 verschillende         regelmatige werkwoorden 
                                                           
                                                  onregelmatige werkwoorden
1
2

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

           
             regelmatige werkwoorden       
1
werkwoord + -ed
play - played
walk - walked
work - worked
want - wanted

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

           
             onregelmatige werkwoorden

2
Het derde woord uit de rijtjes 
To do - did - done
to fly - flew - flown
to fight - fought - fought

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Vragen maken in de present perfect
zet have/has aan het begin van de zin
vb
  • he has eaten at a restaurant
  • has he eaten at a restaurant?

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

SIGNAALWOORDEN
  • JUST - NET
  • ALREADY - AL
  • YET - AL (IN VRAAGZINNEN)
  • NOT YET - NOG NIET
  • ALWAYS - ALTIJD AL
  • NEVER - NOOIT
  • EVER - OOIT
  • SINCE - SINDS
  • FOR - (NU) AL
  • (FOR) HOW LONG? - HOE LANG

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

He ......................... ( play)


A
have played
B
has played

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

I ........................(work) very hard.
A
has worked
B
have worked

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Welke zin staat in de present perfect?
A
She has a cat.
B
She has had her cat for 9 years.

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Welke zin staat in de present perfect?
A
I lived in Amsterdam.
B
I have lived in Amsterdam since I was 18.

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Helen .............. ........................ here for 7 years.
A
have live
B
has lived
C
has live
D
have lived

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

You.......................(walk) to Germany
A
Has walked
B
Have walked
C
Has walk
D
Have to walk

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Hoe vorm je de Present Perfect?
A
stam + ED
B
met het derde rijtje van de irregular verbs
C
stam + S bij he / she / it
D
met has / have + voltooid deelwoord

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Which sentence is the present perfect?
A
I bought a dog
B
I have bought a dog
C
I buy a dog
D
I am buying a dog

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Which sentence is the present perfect?
A
He lives here for ten years
B
He lived here for ten years
C
He has lived here for ten years
D
He is living here for ten years

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Welke zin staat in de Present Perfect?
A
She goes home at 8 o'clock.
B
He fell off his bike.
C
She has caught ten balls so far.
D
They worked all day yesterday.

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Welke zin staat in de Present Perfect?
A
I love to cycle to school.
B
We often go to church.
C
They have not talked to him yet.
D
I didn't hear him come in.

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Maak present perfect:
I ask.

Slide 27 - Open question

This item has no instructions

Maak de present perfect:
He listens

Slide 28 - Open question

This item has no instructions

Present perfect:
I walk to school

Slide 29 - Open question

This item has no instructions

Write down a sentence with the present perfect

Slide 30 - Open question

This item has no instructions

Je hebt uitleg gehad en geoefend
met de PRESENT PERFECT.
Vertel nogmaals hoe deze tijd eruit ziet.

Slide 31 - Open question

This item has no instructions

Ik snap het:
A
Helemaal
B
Helemaal niet
C
Een beetje
D
Bijna

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Present perfect
iets wat in het verleden begonnen is en nu nog aan de gang is.
Has/have + voltooid deelwoord

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Wanneer gebruik je de Present Perfect?
We gebruiken de Present Perfect om ervaringen uit het verleden te beschrijven, resultaten in het heden en acties die net zijn gebeurd.De Present Perfect wordt gebruikt om een actie te beschrijven die in het verleden begon en nog steeds relevant is.

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 36 - Open question

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 37 - Open question

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 38 - Open question

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.