Voorzetsels in de vierde naamval / persoonlijk voornaamwoord in de vierde naamval

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

De doelen van deze lessen zijn:

- leren de persoonlijke voornaamwoorden in het Duits in de vierde naamval - BRON E Kapitel 5 blz. 105 tekstboek

- leren de vierde naamval toepassen achter de voorzetsels 

Veel leerlingen hebben de  vragen bij de film "Het Abenteuer im Schnee "niet gemaakt !Nog doen - tot 1 maart.

Voorzetsels met de vierde naamval Duits-de meest gebruikte : 

um - om 

ohne - zonder

durch- door 

gegen- tegen

für- voor

Dat weten wij al :

- vierde naamval is zinsdeel = lijdend voorwerp

- bij de mannelijke zelfstandige naamwoorden verandert der in den 

- vierde naamval staat ook ACHTER de voorzetsels met de vierde naamval

Om vierde naamval te kunnen toepassen moet ik: 

- kijken , waar het lijdend voorwerp staat

- kijken , of een voorzetsel met de vierde naamval er staat

De persoonlijke voornaamwoorden :

- ich du er sie es wir ihr sie Sie

Welke van deze voorzetsels behoren niet tot de voorzetsels 4de naamval?

1. von
2. durch
3. mit
4. gegen

voor mij

zonder hem

door jullie

om je 

um dich

ohne ihn

für mich

durch euch

Vertaal "door"

1. ohne
2. um
3. für
4. durch

Vertaal: zonder

1. tegen
2. ohne
3. om
4. met

Vertaal: voor je

1. für mich
2. ohen mich
3. für dich
4. gegen dich

Vertaal: tegen jullie

1. um euch
2. für euch
3. gegen euch
4. gegen uns

vertaal : zonder hem

1. ohne mich
2. ohne ihn
3. um ihn
4. für ihn

Vertaal : door mij

1. ohne mich
2. durch mich
3. gegen mich
4. für mich

Welke voorzetsels hebben de 4de naamval?

In plaats van welk zinsdeel mag ik het persoonlijk voornaamwood gebruiken?

Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen.

Schrijf het rijtje van de pv . in de 4de naamval.

Schrijf de woorden in de haakjes in het Duits.

Vertaal:
1. Das ist ( voor mij) und nicht ( voor U) .

Zinsontleding.
Het onderwerp is in het Duits ...

1. vierde naamval
2. derde naamval
3. eerste naamval
4. tweede naamval

Ich sehe ....... jeden Tag.

1. er
2. ihn

Das ist für ...............

1. ihr
2. euch

Die Tante kauft den Wagen.
Welke vorm is "den Wagen"?

1. tweede naamval
2. vierde naamval
3. eerste naamval
4. derde naamval

Die Schule kümmert sich in Coronazeiten um .... (hun).

1. sie (eerste naamval)
2. ihnen
3. sie (vierde naamval)

wij wordt in de vierde naamval

1. wir
2. uns
3. ihr
4. euch

Ga naar classroom map grammatik. 

Maak de opgave : Quiz de vierde naamval