1. A few = een paar / enkele (voor telbare dingen)
Voorbeeld: I have a few friends. → Ik heb een paar vrienden.
2. Few = weinig (voor telbare dingen, met de betekenis dat het bijna niets is)
Voorbeeld: I have few friends. → Ik heb weinig vrienden. (bijna geen)
3. Many = veel (voor telbare dingen)
Voorbeeld: She has many books. → Ze heeft veel boeken.
4. A little = een beetje (voor niet-telbare dingen)
Voorbeeld: I have a little sugar. → Ik heb een beetje suiker.
Little = weinig (voor niet-telbare dingen, met de betekenis dat het bijna niets is)
Voorbeeld: I have little sugar. → Ik heb weinig suiker. (bijna geen)
Much = veel (voor niet-telbare dingen)
Voorbeeld: She doesn’t drink much water. → Ze drinkt niet veel water.