1F ch5 semaine 23 2024

Préparation
Log in op lessonup.app                                 

Sur la table
-chromebook
-cahier d'activités B
-stylo
-weekplanner
timer
2:00
1 / 14
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Préparation
Log in op lessonup.app                                 

Sur la table
-chromebook
-cahier d'activités B
-stylo
-weekplanner
timer
2:00

Slide 1 - Slide

chapitre 5
Entre copains

Slide 2 - Slide

Entre copains
  • ik kan zeggen wat ik heb gedaan
  • ik weet hoe ik een Franse zin in de passé composé moet zetten
  • ik kan iemand beschrijven
  • ik kan de kleuren gebruiken



Slide 3 - Slide

Combinez les couleurs
Combinez les couleurs
jaune
bleu
noir
gris
rouge
vert
blanc/blanche
rose
brun /
marron

Slide 4 - Drag question

iemand beschrijven
Blauwe ogen = les yeux bleus
zwart haar = les cheveux noirs
rode bril = des lunettes rouges

Slide 5 - Slide

Lundi, le 3 juin
samen: blok E opdr 21
p. 30

Zelfstandig: Blok E online
L: voca E slim stampen
Klaar? Maak blok D af!



Planning:
week 24: SO E,F (11 juni)
week 25: toets chapitre 5
(= toetsweek)  

Slide 6 - Slide

Mardi, le 4 juin
samen: voorbereiden blok F

Zelfstandig: Blok F online

Klaar? 
slim stampen E en F




Planning:
week 24: SO E,F (11 juni)
week 25: toets chapitre 5
(= toetsweek)  
p.32

Slide 7 - Slide

avoir
=
hebben
Avoir: il,elle,on
Avoir: nous
Avoir: vous
Avoir: ils,elles
Avoir: tu
Avoir: j'
avons
ont
ai
avez
as
a

Slide 8 - Drag question

Wat is het voltooid deelwoord van
'regarder'
A
regarde
B
regarderé
C
regardé
D
regarder

Slide 9 - Quiz


Le chien a mangé une glace.
A
De hond eet een ijsje.
B
De hond at een ijsje.
C
De hond heeft een ijsje gegeten.
D
De hond had een hoed op.

Slide 10 - Quiz

Hij heeft gepraat
A
Il a parlé
B
Ils ont parlé
C
Elle a parlé
D
Nous avons parlé

Slide 11 - Quiz

Vertaal:
Wij hebben gegeten (manger)

Slide 12 - Open question

De hond heeft gedanst
A
Le chien a danse
B
Le chien ont dansé
C
Le chien dansé
D
Le chien a dansé

Slide 13 - Quiz

Vertaal:
Vous avez dansé

Slide 14 - Open question