Klas 1 week 6 les 1

Bienvenu(e)s!

Lesdoelen (buts)

Je gaat nieuwe Franse woorden leren die te maken hebben met mensen en activiteiten beschrijven
Wat ga je doen?
Ga naar Arrêt Chapitre 5
Schrijf in jouw vocabulaireschrift/map 
met een vouw in het midden
links: Frans
rechts: Nederlands
de woorden/zinnen van voca B op
Klaar? Bedek de Nederlandse vertaling en kijk welke zinnen je al kent. Werk met * en potlood
1 / 21
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Bienvenu(e)s!

Lesdoelen (buts)

Je gaat nieuwe Franse woorden leren die te maken hebben met mensen en activiteiten beschrijven
Wat ga je doen?
Ga naar Arrêt Chapitre 5
Schrijf in jouw vocabulaireschrift/map 
met een vouw in het midden
links: Frans
rechts: Nederlands
de woorden/zinnen van voca B op
Klaar? Bedek de Nederlandse vertaling en kijk welke zinnen je al kent. Werk met * en potlood

Slide 1 - Slide

Check weektaken
* Wat staat er deze week in jouw agenda/planner voor het vak Frans?

* Weet je zeker dat je de weektaak Frans van vorige week hebt afgerond?

Slide 2 - Slide

Tips weektaak
Opdracht 9b en 15 hoef je niet te doen

Ex. 14 doen we tijdens de 2e les

Slide 3 - Slide

Lesdoelen/buts
Aan het eind van de les:

- Heb ik de maanden van het jaar geleerd
- Heb ik woorden geleerd die met familie te maken hebben
- Heb ik het werkwoord avoir herhaald


Slide 4 - Slide

Opwarmspelletje:
Je krijgt zo een plaatje te zien van een stamboom van een familie.
Kijk 1 minuut lang heel goed en probeer zoveel mogelijk Franse woorden te onthouden....
Daarna maken we een woordweb met de woorden die jullie hebben onthouden.

Slide 5 - Slide

timer
1:00

Slide 6 - Slide

Welke woorden heb je onthouden? Weet je ook wat ze betekenen?

Slide 7 - Mind map

Arbre généalogique

Slide 8 - Slide

les soeurs
la grand-mère
le père
la tante
le cousin
le grand-père
la mère
l'oncle
1
2
3
4
5
6
7
8

Slide 9 - Drag question

Les réponses
Jean-Pierre = le grand-père
Catherine = la grand-mère
Marc = le père
Véronique = la mère
Paul = l'oncle
Christiane = la tante
Lisa et Charlotte = les soeurs         Arthur = le cousin

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Maanden en datum
janvier                        juillet                         voor de datum komt altijd: le
février                         août                             le 22 mars
mars                            septembre
avril                              octobre
mai                                novembre
juin                                décembre

Slide 12 - Slide

schrijf je de eerste letter van de maand in het Frans met een hoofdletter?
A
nee
B
ja
C
oeps..... geen idee
D
als ik zin heb wel

Slide 13 - Quiz

Vertaal de maanden: februari en juni
A
février et juin
B
février et juillet

Slide 14 - Quiz

Welke maand komt meteen na mars?
A
février
B
janvier
C
avril

Slide 15 - Quiz

Welke maand komt meteen na août?
A
octobre
B
septembre
C
juillet

Slide 16 - Quiz

 le verbe avoir

Slide 17 - Slide

Vertaal: ik heb een broer
A
j'a un frère
B
tu as un frère
C
j'ai un frère
D
tu avons un frère

Slide 18 - Quiz

vertaal: zij heeft een neef
A
elle as un cousin
B
il a une cousine
C
il as un cousin
D
elle a un cousin

Slide 19 - Quiz

Klaar? Ga zelfstandig aan de slag met de weektaak
Maken van de oefeningen en/of leren van de vocabulaire
In stilte werken zolang de timer loopt.

Slide 20 - Slide

Evaluatie/reflectie les
Klassikaal door docent:
* Zijn er nog vragen?
* Wat ging goed/wat kan beter?
Leerdoelen behaald?
* LessonUp/lesopdracht nog niet (helemaal) afgerond? Noteer dit in jouw agenda/planner en/of kom langs in een Daltonuur 

Slide 21 - Slide