4. SO

Hoy en la clase de español
  • La evaluación
  • Tarea 2: la tienda de ropa 
  • Los deberes

1 / 16
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Hoy en la clase de español
  • La evaluación
  • Tarea 2: la tienda de ropa 
  • Los deberes

Slide 1 - Slide

¡EVALUACIÓN!
  • Je maakt het SO met pen
  • Er ligt alleen een pen (Tipp-Ex/markers) op je tafel
  • Schrijf eerst je naam en achternaam op. 
  • Zet 'm op jullie kunnen het! 

Klaar? 
Controleer of je alle vragen en je naam hebt ingevuld. 
Je mag nu werken aan een ander vak. 
(niet op je iPad)

Slide 2 - Slide

Los objetivos
de leerdoelen

Slide 3 - Slide

Libro del alumno
página cincuenta y cinco
Rellena la lista de vocabulario 2.1
"La ropa y los colores"

Slide 4 - Slide

Libro del alumno 

Maak opdracht 6 in je boek!
página cincuenta y cinco

Slide 5 - Slide

Libro del alumno 

Maak opdracht 6 in je boek!
página cincuenta y cinco
gorra
camiseta
camisa
pantalón
cinturón
zapatos
sandalias
cinturón
falda
camiseta

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Drag question

(goud)
(zilver)

Slide 8 - Slide

los calcetines
la gorra
la falda
el vestido
la camisa
las zapatillas
los vaqueros
el pantalón 
la camiseta
la cazadora
el jersey

Slide 9 - Drag question

3.1 La ropa y los colores
el calcetín
la zapatilla de deporte

Slide 10 - Slide

Los vaqueros
Let op! De spijkerbroek = los vaqueros. 
In het Spaans is dat meervoud. Als je er dus een bijvoeglijk
naamwoord bij zet moet dat ook in het meervoud.
Voorbeeld: Los vaqueros azules = de blauwe spijkerbroek

Slide 11 - Slide

la gorra
el gorro

Slide 12 - Slide

la camisa
la camiseta
Ezelsbruggetje: 
met een T is een T-shirt.

Slide 13 - Slide

¿Qué llevas hoy?
Het werkwoord llevar betekent dragen
Het is een regelmatig werkwoord. 



Let op: vestido = mannelijk > negro
botas = vrouwelijk meervoud > negras

Schrijf in je schrift wat je vandaag draagt.
yo
llevo
llevas
él/ella/usted
lleva
nosotros
llevamos
vosotros
lleváis
ellos/ellas/ustedes
llevan
Llevo un vestido negro y las botas negras.
voorbeeld

Slide 14 - Slide

Hoe werkt leren?

Slide 15 - Slide

Los deberes

Geen maakwerk, zorg dat je oefent met de woordenschat!

Leren: 
2.1 La ropa y los colores      
 
Plan 3 momenten in je agenda waarop je gaat leren. 
Dit kan natuurlijk ook tijdens een SWT-uur of wanneer je thuis huiswerk maakt. 

Tip: maak gebruik van quizlet of laat je overhoren. Zorg dat je de woordjes niet in dezelfde volgorde leert. 

el martes, 24 de mayo, cuarta hora

Slide 16 - Slide