This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Hoofdstuk 5: Beweging
Slide 1 - Slide
Programma
Herhaling van paragraaf 5.4
Mogelijkheid tot het stellen van vragen
Zelfstandig aan de slag
Slide 2 - Slide
Een auto komt hard aanrijden en moet plotseling stoppen voor een rood verkeerslicht. Wat voor beweging is dit?
A
eenparig
B
versneld
C
vertraagd
Slide 3 - Quiz
Je fietst naar school met je vriend achterop. Als je moet remmen, is je remweg KORTER dan wanneer je alleen op de fiets zit.
A
waar
B
niet waar
Slide 4 - Quiz
Je hebt de reactieafstand, de remweg en de stopafstand. Welke formule klopt?
A
reactieafstand = remweg + stopafstand
B
remweg = reactieafstand + stopafstand
C
stopafstand = reactieafstand + remweg
D
remweg = reactieafstand-stopafstand
Slide 5 - Quiz
Van welke factoren is (zijn) de remweg afhankelijk?
A
De snelheid
B
De massa van de auto
C
De reactie-tijd
D
Mist
Slide 6 - Quiz
Bereken hoeveel tijd een tenniser heeft om te reageren als Federer met 220 km/h slaat. De baan is 23,77 m.
A
0,39 s
B
0,35 s
C
0,45 s
D
0,82 s
Slide 7 - Quiz
De remweg van een auto bij 36 km/h is 8 m. De stopafstand bij deze snelheid is 17 m. Bereken de reactie-afstand.
A
25 m
B
9 m
C
8 m
D
7 m
Slide 8 - Quiz
Een auto rijdt 72 km/h. De reactie-tijd van de bestuurder is 1 s. De reactie-afstand bedraagt dan:
A
72 m
B
20 m
C
25 m
D
18 m
Slide 9 - Quiz
Als een auto 30 km/h rijdt is de remweg 8 m. Hoe groot is deze bij 90 km/h ?
A
24 m
B
32 m
C
72 m
D
90 m
Slide 10 - Quiz
Een schaatser rijdt de 1500 meter in 1 minuut en 45 seconden. Bereken de gemiddelde snelheid in m/s. Schrijf de hele berekening op. Rond je antwoord af op één decimaal.
Slide 11 - Open question
Langs een provinciale weg staat een waarschuwingsbord met de tekst ‘Houd 1,5 seconde afstand!’. Laat met een berekening zien hoeveel afstand een bestuurder dan moet houden bij een snelheid van 80 km/h. Schrijf de hele berekening op.