Les 7 Methodisch werken met onbegrepen gedrag

Les 7
Methodisch werken
met 
probleemgedrag
1 / 27
next
Slide 1: Slide
ExcelBeroepsopleiding

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 104 min

Items in this lesson

Les 7
Methodisch werken
met 
probleemgedrag

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wat gaan we doen vandaag?
  • Wat is onbegrepen/ probleemgedrag?
  • Oorzaken van probleemgedrag
  • Soorten/vormen probleemgedrag
  •  Methodisch werken met probleemgedrag (ABC, SOAP)
  • Casus bespreking
  • evt les psychiatrie

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Wat is volgens jou probleemgedrag?

Slide 3 - Open question

This item has no instructions

Definitie Probleemgedrag
Onder probleemgedrag verstaan we alle gedrag van de cliënt die door de cliënt zelf en/of zijn omgeving als moeilijk hanteerbaar ervaren wordt

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Probleemgedrag kan je vergelijken met koorts
  • Er wordt aangegeven dat er sprake is van een ander probleem
  • Net als met koorts wanneer je lichaam aangeeft dat er iets aan de hand is.
  • Probleemgedrag is vaak de enige manier hoe een bewoner zich kan uiten.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Waar kan probleemgedrag vandaan komen?
1. omgevingsfactoren
2. Client gebonden factoren


Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Opdracht
Werk de oorzaken van probleemgedrag in twee groepen uit.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Omgeving
Fysieke omgeving
Geluid: tv, roepende medebewoners, karren etc..
Licht: Verlichting, daglicht etc..
Ruimte: afdelingsgrootte, bewegingsvrijheid, gesloten deuren etc..
Privacy: Eigen kamer, omgaan met spullen van een ander, rustige plekjes etc…
Kleur: Gebruik van rustige kleuren, contrasten etc..

 


Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Sociale omgeving
Medeclienten: Groepsgrootte,contact met andere bewoners.
Personeel: Bejegening van cliënten(Luisteren betrekken serieus nemen) tijd voor ontspanning.
Anderen: contact met familie, vrijwilligers, hoe vaak is er contact etc..

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Dag invulling
Wensen : Sluit de daginvulling hierop aan?
Keuzes: vrijheid om zelf te kiezen, keuze om niets te doen.
Daginvulling: dagstructuur,variaties, voldoende ondersteuning.
 Overbelasting, verveling

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Client gebonden
Psychische factoren
Psychiatrische diagnose: depressie, angst etc..
Hoe gaat iemand om met zijn ziekte..

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Persoonlijke factoren
Levensloop: (traumatische) gebeurtenissen, relatie kinderen
persoonlijkheid: copingstrategie, reactie op afhankelijkheid..
Levensstijl: dag en nacht ritme, teruggetrokken of juist graag in gezelschap

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Lichamelijke factoren
Medische diagnose: dementie, delier, ziekte van parkinson etc..
Beperkingen: minder zicht minder gehoor etc…
Medicatie: psychofarmaca, bijwerkingen.
Sensomotorisch: prikkelbaar voor licht, geluid etc..
Slaapproblemen
Eetproblemen etc..

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Welke soorten probleemgedrag kom je tegen?

Slide 14 - Open question

This item has no instructions

Waaruit komt probleemgedrag  voort?

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Meest voorkomende gedragsproblemen

  • Psychotisch
  • Depressief
  • Angstig
  • Geagiteerd
  • Apathisch

Slide 16 - Slide

  • rusteloosheid
  • zorg afhouden
  • doe jij maar, is goed
  • geen zin in, weet het niet, nu even niet
  • wantrouwen, hallucinaties
Opdracht
In tweetallen het volgende nazoeken:
Wat zie je
Wat doe je.

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Methodisch werken
Hoe word er op jullie locaties methodisch gewerkt met probleemgedrag?

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

ABC Methode
A = Actie = gedrag
B = Beweger, begint vanwege
C = Consequenties
D = Denken

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

A  omschrijf de actie 
■ Welke vorm nam het probleemgedrag aan?
■ Wat doet de cliënt?
■ Waar speelt dit zich af
■ Hoe lang duurt het al?
■ Hoe vaak en hoe ernstig is dit?
■ Voor wie is het een probleem?

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

B Bewegers
Interne bewegers
Interne toestand van de cliënt zoals bijvoorbeeld honger, fase dementie en het eventueel
betrekken van de levensgeschiedenis, beperkte verwerkingscapaciteit van de hersenen.
■ Wat kan er aan de hand zijn in de cliënt zelf?

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Externe beweger: Uitlokker: Wat ging er vooraf aan het probleemgedrag, of hoe zag onze eigen omgang met
de cliënt eruit?
■ Wanneer en waar begon het onbegrepen gedrag?
■ Wat deed de persoon vlak voordat hij/zij met het gedrag begon?
■ Wat gebeurde er op dat moment om hem/haar heen?
■ Hoe ziet de omgeving eruit? Wat doen de andere aanwezigen?
■ Is er de laatste tijd iets veranderd?
■ Wanneer vertoont de cliënt dit onbegrepen gedrag niet?
■ Is er gedurende de dag of nacht iets gebeurd waar de cliënt zich aan heeft geërgerd, wat hem boos of
opgewonden heeft gemaakt?
■ Is er onlangs iets bijzonders gebeurd?



Slide 22 - Slide

This item has no instructions

C = omschrijf de consequenties
■ Hoe gaat de actie verder?
■ Hoe reageerden de zorgverleners of begeleiders?
■ Hoe reageren de anderen?
■ Wat is het gevolg voor de cliënt?
■ Bespreek de observaties met elkaar.

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

D = Denken. 
Wat denk en voel je als verzorger over dit gedrag?

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Slide 25 - Link

This item has no instructions

SOAP
Subjectief: wat de cliënt zegt over zijn eigen belevingen.
Objectief: de observatie van de situatie door de zorgverlener.
Analyse: de conclusie die de zorgverlener trekt uit de subjectieve en objectieve gegevens die zijn verzameld.
Plan: wat de zorgverlener vervolgens gaat doen.

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Casus

Slide 27 - Slide

This item has no instructions