begrijpend lezen les 10: herhaling

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Nederlands - begrijpend lezen
Les 10
Jaar  1
Periode 4

We starten met 10 minuten lezen.

Vorige les heb je...

...geleerd wat een feit, mening en argument is.
...geleerd wat subjectief en objectief betekent.

Deze les ga je...

...de begrippen feit, mening, argument herhalen.

...de begrippen subjectief en objectief herhalen.

Feit / mening / argument

Feit/mening/argument

1. Noem een feit
2. Noem een mening
3. Noem een argument

Feit/mening/argument

1. Noem een feit
2. Noem een mening
3. Noem een argument

Feit/mening/argument

1. Noem een feit
2. Noem een mening
3. Noem een argument

Feit, mening, argument

Feit: is waar of niet waar, iets wat je kunt controleren.

Mening: wat iemand van iets of iemand vindt.

Argument: reden waarom je iets vindt.

Objectief / subjectief

Objectief: gebaseerd op feiten

Subjectief: gebaseerd op meningen

Rosa heeft een prachtig kapsel.

Volgens deskundigen gaat het slecht met het damhert. 

Meester Bram vindt Koen een slimme leerling. 

Turkije verbiedt roken in het openbaar. 

Het is een schande dat Trump niet erkent dat Biden de verkiezingen heeft gewonnen. 

Nederland telt nu 24 nieuwe corona-teststraten. 

Subjectief

Objectief

Subjectief

Subjectief

Objectief

Objectief

Wat past waar? Feit of mening?

Feit

Mening

Feit

Mening

Feit

Mening

Aan de slag!

Maak de vragen op de volgende slides.

13 t/m 44

Feit of mening?
Koken is moeilijk.

1. feit
2. mening

Feit, mening of argument
'Omdat ze zo leren verantwoordelijkheid te nemen.'

1. Feit
2. Argument
3. Mening

Feit of mening?
Eindhoven telt 220.000 inwoners.

1. feit
2. mening

Feit of mening?

Jan werkt erg hard.

1. feit
2. mening

Feit of mening:
De bladeren zijn nat.

1. feit
2. mening

feit of mening?

Gras is onkruid.

1. feit
2. mening

Feit of mening?
Mijn broek is blauw.

1. feit
2. mening

Staat hier een feit, mening of argument?

Omdat hij vreemde ideeën heeft.

1. Feit
2. Mening
3. Argument

Controleerbaar: objectief

1. feit
2. mening

Feit of mening?:
Nederland ligt in Europa.

1. Feit
2. Mening

Feit of mening?
Lezen is leuk

1. feit
2. mening

Feit of mening?
1) De praktijklessen waren leuk en leerzaam.
2) Lisa heeft een hekel aan turnen.

1. feit - mening
2. mening - feit
3. feit - feit

Ik vind dat mensen meer moeten bewegen.

1. Feit
2. Mening

Omdat de helft van de Nederlanders overgewicht heeft.

1. Feit
2. Mening
3. Argument

Drie op de vier Nederlanders heeft geen werk.

1. feit
2. feit en mening
3. mening + argument
4. mening

Klaas weegt 50 kilo.

1. mening
2. feit

Kahoots zijn leuk

1. Feit
2. Mening

Nederlands is een kernvak.

1. Feit
2. Mening

School is stom.

1. Mening
2. Feit

Subjectieve informatie is een

1. feit
2. mening

Staat hier een feit, mening of argument?

Omdat hij goede standpunten heeft.

1. Feit
2. Mening
3. Argument

Het is hier ijskoud!

1. feit
2. mening

13 x 13 = 169

1. Feit
2. Mening

Objectieve informatie is een..

1. feit
2. mening

Binnenkort zijn er verkiezingen.

1. feit
2. mening

Superhandig, die stuurverwarming in onze nieuwe auto.

1. feit
2. mening
3. argument

Feit, mening of argument?
Mijn broertje is een onuitstaanbare treiterkop.

1. Feit
2. Mening
3. Argument

Feit, mening of argument?
De Lybische premier is ontvoerd en daarna bevrijd.

1. Feit
2. Mening
3. Argument

Feit, mening of argument?
De toets was lastiger dan ik had verwacht.

1. Feit
2. Mening
3. Argument

Feit, mening, of argument?
Online les is saai.

1. Feit
2. Mening
3. Argument

Frozen is een kinderachtige film.

1. feit
2. mening
3. argument

Morgen moet ik naar de tandarts.

1. Feit
2. Mening
3. Argument

Tot slot:
Ik beheers de onderdelen van begrijpend lezen

1. ja
2. nee