De leestekens:
Bij een mededelende zin : een punt
vb. Ik ga terug naar school.
Bij een vraagzin: een vraagteken
vb. Ben je blij je vrienden weer terug te zien ?
Bii een uitroep of bevel : een uitroepteken
vb. Was je handen ! Hou afstand !
Joepie ! Weer school !
Bij een opsomming : dubbel punt en komma
vb. Ik heb veel dieren thuis : een kat, een hond, drie kippen en een kanarie.