Nederlands cohort 2020-2021 beveiliging les 6 toets

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

Toets werkwoordspelling en woordenschat

We beginnen met het onderdeel werkwoordspelling daarna volgt woordenschat.

Je krijgt hiervoor 30 minuten de tijd.

Denk goed na vóór je het antwoord geeft. Heb je eenmaal het antwoord gegeven dan kun je het niet meer veranderen. Je kunt  dus niet terug in de toets, alleen maar vooruit.

Vul de juiste vorm van de verleden tijd in.

Het zweefvliegtuig (zweven) geruisloos door de lucht.

1. zweefte
2. zweefde
3. zwoof
4. zwaf

Vul de juiste vorm van de verleden tijd in.

Tijdens de wedstrijd (tackelen) ik mijn tegenspeelster.

1. tackelt
2. tackelte
3. tackelde
4. tackelede

Wat is de juiste spelling?

Het vliegtuig is (landen).

1. gelandt
2. geland
3. gelant
4. gelandet

Vul de juiste vorm van de verleden tijd in.

Gisteren (wachten) ik tevergeefs op jou.

1. wachtte
2. wagte
3. wachte
4. wacht

Vul de juiste vorm van de verleden tijd in

Gisteren (komen) Marit en Merel te laat.

1. komde
2. kwam
3. komt
4. kwamen

Vul de juiste vorm in.

De student ...... in de sporthal .........(trainen)

1. is getraint
2. heeft getraint
3. heeft getraind
4. is getraind

Vul de juiste vorm van de verleden tijd in.

Ik ... mijn rijbewijs in één keer.

1. behaalte
2. behaalde
3. behaalten
4. behaalden

Vul de juiste vorm van de verleden tijd in.

Mijn tante (bereiden) een heerlijke maaltijd.

1. bereide
2. bereiden
3. bereidde
4. bereidden

Vul de juiste vorm van de verleden tijd in.

De nieuwslezer (vergissen) zich in de berichtgeving.

1. vergiste
2. vergisde
3. vergistte
4. vergisdde

Vul de juiste vorm van de verleden tijd in.

De leerlingen (fietsen) naar school

1. fietsde
2. fietste
3. fietsden
4. fietsten

Vul de juiste vorm van de tegenwoordige tijd in.

Vin.. jij werkwoordspelling moeilijk om te leren?

1. Vindt
2. Vind
3. vint

Welke zin is juist gespeld?

1. De sigaret is opgebrandt.
2. De sigaret is opgebrand.
3. De sigaret is opgebrant.

Welk werkwoord is juist gespeld.

Het (gebeuren) regelmatig dat de docent het mondkapje vergeet.

1. gebeurd
2. gebeurt
3. gebeurdt

Woordenschat

Wat betekent "circuleren"?

1. ontstaan
2. in de lucht hangen
3. rondgaan
4. geschreven worden

Wat betekent "preventie" ?

1. voorzorgsmaatregel
2. verzorging
3. handeling
4. bekeuring

Wat betekent "incidenteel"?

1. regelmatig
2. met spoed
3. soms
4. vaak

Wat betekent "complex"?

1. doorzichtig
2. ingewikkeld
3. doordacht
4. makkelijk

Geef een ander woord voor "gebruiksklaar".

1. defect
2. operationeel
3. handelbaar
4. onhandelbaar

Wat betekent "perspectief"?

1. blikveld
2. gezichtspunt
3. handelswijze
4. opmerking

Geef een ander woord voor "streekgebonden".

1. klankvast
2. nationaal
3. regionaal
4. internationaal

Wat betekent "feitelijk"?

1. subjectief
2. samengevat
3. eigenlijk
4. objectief

Geef een ander woord voor "uit de weg gaan".

1. mijden
2. tegenkomen
3. confronteren
4. zien

Wat betekent "materialistisch"?

1. gierig
2. egoïstisch
3. overdreven op geld gericht zijn
4. spaarzaam

Wat betekent "privilege"?

1. traditie
2. plezier
3. voorrecht
4. belangrijk

Welk woord wordt bedoeld met:
"het salaris dat je overhoudt als de belasting eraf is"?

1. bruto salaris
2. weinig salaris
3. gedeeltelijk salaris
4. netto salaris