In katholieke landen was er sprake van een hofcultuur. Vorsten als Lodewijk XIV omringden zich, samen met de adel en de geestelijkheid, met kunstenaars en architecten van allure. In de Republiek gebeurde dit ook wel bij de stadhouders. Maar het bijzondere aan de Republiek was dat vooral rijke burgers opdrachten gaven aan kunstenaars. Zij lieten zich portretteren en hingen hun huizen vol met kunst