variatie in genotype

wat is een fenotype
A
je uiterlijk
B
je innerlijk
C
fout geschreven genotype
D
je chromosomen bij elkaar
1 / 17
next
Slide 1: Quiz
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

wat is een fenotype
A
je uiterlijk
B
je innerlijk
C
fout geschreven genotype
D
je chromosomen bij elkaar

Slide 1 - Quiz

DNA is
A
een gen
B
de stof waar een chromosoom van gemaakt is
C
een virus

Slide 2 - Quiz

Wat is een gen?
A
Deel chromosoom met informatie over 1 erfelijke eigenschap
B
uiterlijk kenmerk
C
Een eiwit.
D
Het DNA van een organisme.

Slide 3 - Quiz

Wat is je genotype?
A
DNA
B
Informatie over erfelijke eigenschappen
C
Chromosomen
D
Lange dunnen draden

Slide 4 - Quiz

In je cellen heb je …… aantal chromosomen
A
64
B
46
C
23
D
32

Slide 5 - Quiz

Hoeveel chromosomen zijn er in de cel?
Lichaamscel
Zaadcel
Bevruchte eicel
Lichaamscel
Eicel
46
46
46
23
23

Slide 6 - Drag question


Wat zijn chromosomen?
A
lange dunne draden in de celkern
B
het zijn kernen
C
Bevatten eigenschappen
D
zijn cellen

Slide 7 - Quiz

Kan iemand een gen voor stijl haar hebben en een gen voor krullend haar?
A
ja
B
nee

Slide 8 - Quiz

Welke stoffen kunnen mutagene effecten hebben?
A
Water, zuurstof, stikstof
B
straling, rook, asbest
C
Vitamines, mineralen, aminozuren
D
Koolhydraten, eiwitten, vetten

Slide 9 - Quiz

Naam van groot naar klein
Beschrijving
1
2
3
Chromosoom
DNA
Celkern
Bevat de info voor eigenschappen.
Opgerolde draad DNA.
Onderdeel van de cel, waarin het DNA ligt.

Slide 10 - Drag question

Wat is een mutatie?
A
Een virusinfectie
B
Een ziekte
C
Een verandering in het DNA
D
Een genetische afwijking

Slide 11 - Quiz

Wat is een mutant?
A
Een mens met een chromosoom extra
B
Organisme waarbij mutatie tot uiting komt in het fenotype
C
Een mens met kanker
D
Iemand die heel erg op zijn ouders lijkt

Slide 12 - Quiz

Zet de begrippen op de juiste plek
Kankercel
Uitzaaiing
Tumor

Slide 13 - Drag question

Wat kan het gevolg zijn van een mutatie?
A
Een verandering in de weersomstandigheden
B
Een verandering in eigenschappen van een organisme
C
Een verbetering in gezondheid
D
Een vermindering van intelligentie

Slide 14 - Quiz

Een ander woord voor kankergezwel is:

Voorbeeld van chemische schadelijke stoffen zijn sigarettenrook en asbest. Dit is een voorbeeld van:

Mensen die ziek worden door een kankergezwel
hebben:

Door mutaties en geslachtelijke voortplanting ontstaat 
in genotypen.

Tumor
Mutagene invloeden
Kanker
Variatie

Slide 15 - Drag question

Kunnen genotype en fenotype hetzelfde zijn?
A
Ja, genotype en fenotype zijn altijd hetzelfde.
B
Het hangt af van het organisme.
C
Nee, genotype en fenotype zijn niet hetzelfde.
D
Het hangt af van de omgeving.

Slide 16 - Quiz

Wat is het verschil tussen genotype en fenotype?
A
Genotype en fenotype hebben geen enkele relatie.
B
Genotype en fenotype zijn hetzelfde.
C
Genotype is het uiterlijk en gedrag van een organisme en fenotype is de set van alle genen.
D
Genotype is de set van alle genen en fenotype is het uiterlijk en gedrag van een organisme.

Slide 17 - Quiz