L'adjectif: le féminin, le pluriel et la place de l'adjectif

petit + voiture
A
petit
B
petite
C
petits
D
petites
1 / 14
next
Slide 1: Quiz
FransSecundair onderwijs

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

petit + voiture
A
petit
B
petite
C
petits
D
petites

Slide 1 - Quiz

de meeste bijvoeglijke naamwoorden staan ...
A
na het ZN
B
voor het ZN

Slide 2 - Quiz

nationaliteiten schrijven we met een ...
A
hoofdletter
B
kleine letter

Slide 3 - Quiz

Plaats "vieux" in de zin:
Saint-Nicolas a un livre.

Slide 4 - Open question

Plaats "créatif" in de zin:
Louis est un homme qui a une idée.

Slide 5 - Open question

Plaats "heureux" in de zin:
Les élèves sont toujours à l'école.

Slide 6 - Open question

Plaats "jeune" in de zin:
Un candidat parle à une fille.

Slide 7 - Open question

Plaats zelf een adjectief in de zin:
Nous achetons une voiture.

Slide 8 - Open question

Plaats zelf een adjectief in de zin:
On va manger des crêpes.

Slide 9 - Open question

Plaats zelf een adjectief in de zin:
Nous regardons la télé dans le living.

Slide 10 - Open question

Plaats zelf een adjectief in de zin:
Il n'aime pas vraiment ce sport.

Slide 11 - Open question

Zeg het tegenovergestelde
Tu es très gentil.

Slide 12 - Open question

Zeg het tegenovergestelde
C'est une voiture noire.

Slide 13 - Open question

Zeg het tegenovergestelde
Il a les cheveux longs.

Slide 14 - Open question