Argument - tegenargument - weerlegging

Welkom bij Nederlands
Wie een drempel overgaat, maakt een binnenkomer.
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom bij Nederlands
Wie een drempel overgaat, maakt een binnenkomer.

Slide 1 - Slide

Opdracht in tweetallen
Bedenk twee argumenten voor de stelling én
bedenk twee argumenten tegen de stelling
Maak hiervan een korte notitie

Slide 2 - Slide

1) Kinderen moeten tussen de middag thuis lunchen.
2) Iedere school moet werken volgens een continue rooster.
3) Er moet een tussenjaar komen tussen basisschool en Middelbare school.
4) Buitenschoolse activiteiten horen niet bij het onderwijs. 
5) In iedere groep van het basisonderwijs moet een leerkracht en een onderwijsassistent ter beschikking zijn.
6) De helft van de theorielessen op het MBO moet online worden gegeven.
7) Studenten in het MBO moeten de gehele opleiding Nederlands volgen.
8) Voor jongeren moet er een sociale dienstplicht ingevoerd worden.
9) Iedere inwoner van Nederland moet verplicht orgaandonor zijn vanaf 18 jaar.
10) Het koningshuis moet worden afgeschaft.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

 
Lesdoel:


Ik kan een overtuigend betoog houden en mening, feit, argument en weerlegging toepassen in een presentatie. 

Slide 5 - Slide

Dit?
Of dat?

Slide 6 - Slide

Dilemma van vandaag:
Altijd slechte wifi! -OF- Je wordt één keer per week onverwacht in je gezicht gepoept door een vogel?

Slide 7 - Open question

Wat heb je nu (al een beetje) bedacht?
A
een mening
B
een argument
C
een tegenargument
D
een weerlegging

Slide 8 - Quiz

Een mening...
...dat is iets wat aangeeft wat jij vindt. Een mening kun je goed beginnen met 'ik vind'. Een andere mogelijkheid is: 'Mijn mening is...', of 'Je kunt wel stellen dat...' Synoniemen voor 'mening' zijn: 'discussiepunt', 'opinie' of 'standpunt'.

Slide 9 - Slide

Mening of feit?
Naast meningen, waarover je kunt discussiëren, bestaan uiteraard feiten. Feiten zijn controleerbaar, onderzoekbaar. Daarover kan in principe niet gediscussieerd worden.

Slide 10 - Slide

Vogelpoep is lastig te verwijderen van je fiets.
A
feit
B
mening

Slide 11 - Quiz

Wifi is op onze school aanwezig.
A
feit
B
mening

Slide 12 - Quiz

Vogelpoep is soms vloeibaar.
A
feit
B
mening

Slide 13 - Quiz

Waarom heb je gekozen voor de ene of andere kant van het dilemma?

Slide 14 - Open question

Wat heb je nu geformuleerd?
A
een mening
B
een argument
C
een tegenargument
D
een weerlegging

Slide 15 - Quiz

Een argument...
...geeft de reden weer waarom je iets vindt. Je ondersteunt (en verdedigt) hiermee je mening. Met argumenten kun je een ander (proberen te) overtuigen.

Slide 16 - Slide

Waarom zou iemand voor het andere dilemma hebben gekozen?

Slide 17 - Open question

Wat heb je nu geformuleerd?
A
een mening
B
een argument
C
een tegenargument
D
een weerlegging

Slide 18 - Quiz

Een tegenargument...
...is een argument dat in het hoofd van je 'tegenstander' kan bestaan. Als je je verdiept in het hoofd van een tegenstander, en dus de tegenargumenten verkent, begrijp je waarom anderen iets anders vinden, maar je kunt dan ook gemakkelijker een ander overtuigen.
 

Slide 19 - Slide

Een weerlegging...
...is het antwoord dat jij kunt geven op het tegenargument van je tegenstander. Als je van tevoren bedenkt wat de ander vindt, kun je dit antwoord ook alvast formuleren.

Slide 20 - Slide

Als je het ingebeelde argument van een ander 'ongedaan' wilt maken, dan gebruik je...
A
een mening
B
een argument
C
een tegenargument
D
een weerlegging

Slide 21 - Quiz

Welk rijtje signaalwoorden kun je gebruiken om een argument aan te geven?
A
want, omdat, in tegenstelling tot
B
omdat, daarom, echter
C
echter, omdat, want
D
want, omdat, daarom

Slide 22 - Quiz

Welk rijtje signaalwoorden kun je goed gebruiken om een tegenargument en/of een weerlegging aan te geven?
A
doordat, ten slotte, echter
B
ten slotte, echter, kortom
C
echter, in tegenstelling tot, daarentegen
D
in tegenstelling tot, kortom, dus

Slide 23 - Quiz

Een conclusie...
...is iets wat bijna automatisch volgt uit jouw argumenten. Hij wordt vaak ingeleid door signaalwoord als: 'concluderend', 'kortom' of 'dus'. Een conclusie wordt opnieuw gevormd door jouw mening, maar dan in net weer andere woorden.

Slide 24 - Slide

Gebruik signaalwoorden voor een duidelijke structuur. 






reden of argument: daarom, omdat, want, derhalve, immers, dat blijkt uit, namelijk.
Oorzaak-gevolg: doordat, daardoor, als gevolg van, het komt door, waardoor, zodat.
tegenstelling: maar, toch, echter, daarentegen, enerzijds ... anderzijds.
samenvatting: kortom, al met al, met andere woorden.
conclusie: dus, concluderend, samengevat

Slide 25 - Slide

Opdracht voor je Glossy
bedenk een onderwerp voor je betoog

Slide 26 - Slide

Ik weet hoe ik een betoog moet schrijven
ja
nog even oefenen
nee

Slide 27 - Poll