Week 45.2

Unit 3 Newsflash 45.2
1 / 14
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Unit 3 Newsflash 45.2

Slide 1 - Slide

Targets
I know how and when to use Past Simple & present Perfect
I can put sentences in the correct order
I know how to write an essay

Bring your own dictionary!

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Link

What do you remember about the difference between PaS & Pp?

Slide 4 - Mind map

Slide 5 - Link

Past Simple
Formule: -ed of 2e rijtje
Er staat een VT-bep in de zin


e.g. 
I walked to school yesterday.
I bought a bike last Saturday.
Present Perfect
* Geen VT-bep in de zin
* Resultaat is zichtbaar
* Herkenningswoordjes
        JUF EN SYSA
* In verleden begonnen en is nog steeds
e.g.
I have walked to school.
I have bought a bike.

Slide 6 - Slide

Past Simple & Present Perfect
Exercises: 23-24&29

Practice in www.english-4u.de 

Slide 7 - Slide

Wordorder
Plaats Voor Tijd, Tijd achteraan





Slide 8 - Slide

Writing an essay
Lees de teksten bij de opdracht. 
Deze teksten gaan over een bepaald onderwerp. Vorm jouw mening. Vind jij het onderwerp belangrijk en waarom?
Schrijf een essay waarin jij jouw mening uit over het onderwerp. Schrijf op of jij iets belangrijk vindt of juist niet. Onderbouw jouw mening met argumenten. Je kan de teksten gebruiken als argumenten. Je mag er ook zelf argumenten bij verzinnen. Schrijf het wel op in jouw eigen woorden.
(minimum of 300 words!!!)

Slide 9 - Slide

Contents of an essay
Introduction: What is the topic about

Body: 2 or 3 paragraphs with your opinion

Ending:  summary or conlusion

Slide 10 - Slide

Activities
Check:
Exercises: 23-24&29  (PaS & Pp)
Exercises: 26-33
Essay
Work on week task  (week 44-45)

Slide 11 - Slide


A
past simple
B
present simple
C
present perfect

Slide 12 - Quiz


A
Present Simple
B
Present Continuous
C
Past Simple
D
Present Perfect

Slide 13 - Quiz

Wordorder
Welke zin is juist ?
A
He bought a car yesterday in London.
B
He bought a car in London yesterday.
C
Yesterday he bought a car in London.
D
Yesterday in London he bought a car.

Slide 14 - Quiz