les 5 en 6 Zelfstandig naamwoord, lidwoord, bijvoeglijk naamwoord

Vandaag:
- huiswerk bespreken
- lidwoord, bijvoeglijk naamwoord en zelfstandig naamwoord
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 12 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Vandaag:
- huiswerk bespreken
- lidwoord, bijvoeglijk naamwoord en zelfstandig naamwoord

Slide 1 - Slide

Zelfstandig naamwoord, lidwoord, bijvoeglijk naamwoord

Je leert hoe je zelfstandig naamwoorden, lidwoorden en bijvoeglijk naamwoorden herkent in een zin.

Slide 2 - Slide

Zelfstandig naamwoord
Zelfstandig naamwoord --> mensen, dieren, planten, dingen. 
Je kunt er die of dat voorzetten.
Je kunt er enkelvoud of meervoud van maken.
Je kunt er verkleinwoorden van maken. 

Slide 3 - Slide

Grammatica
Grammatica --> alle regels voor het maken van woorden en zinnen bij elkaar. 
Die grammatica zit al in je hoofd, gaat vanzelf bij het aanleren van de taal.

Taalgevoel --> je maakt als vanzelf goede zinnen en je snapt direct de betekenis van wat hier op het bord staat.

Slide 4 - Slide

Taalkundig en redekundig
Taalkundig --> woordsoorten benoemen. Losse woorden in een zin benoemen. 
Losse woorden in een zin kunnen samen groepjes vormen. 
Zinsdeel --> woordsoorten die samengevoegd worden in een groepje met een functie.
Redekundig --> zinsdelen benoemen. Zinsdelen met een functie benoemen. 

Slide 5 - Slide

Zelfstandig naamwoord
Zelfstandig naamwoord --> mensen, dieren, planten, dingen. 
Je kunt  de, het of een  voor het zelfstandig naamwoord zetten
Je kunt er enkelvoud of meervoud van maken.
Je kunt er verkleinwoorden van maken. 

Slide 6 - Slide

Zelfstandig naamwoord

- namen van mensen dieren en dingen
- concreet en abstract

Zo herken je het:
- kan de, het of een voor

Slide 7 - Slide

Lidwoord

- de, het en een
- hoort altijd bij een zelfstandig naamwoord
- bepaald (de/het) en onbepaald (een)

Slide 8 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord

- geeft extra informatie bij een zelfstandig naamwoord. 

- soms voor het zelfstandig naamwoord, soms achter het zelfstandig naamwoord. 
- soms zelfstandig
de auto is rood/ de rode auto

Ik wil een blauwe

Slide 9 - Slide

Maak opdracht:
- 1 a, b, c
- 2 a, b, c
- 5 a, b, c, d
timer
10:00

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Huiswerk:

Maak opdracht 6, 7 en 8 (blz. 29)

Slide 12 - Slide