Het stroomgebied van de rijn 2.3

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

Een gletsjer ontstaat in een:

1. Warme periode
2. Interglaciaal
3. Ijstijd
4. Glaciaal

De bovenloop van de rijn heeft een:

1. Lage stroomsnelheid, weinig erosie
2. Hoge stroomsnelheid, weinig erosie
3. Hoge stroomsnelheid, veel erosie
4. Lage stroomsnelheid, veel erosie

Leerdoelen:

• Je kan verklaren hoe een rivier het landschap vormt.
• Je kan uitleggen hoe meanders ontstaan.
• Je kan de kenmerken van de middenloop en benedenloop benoemen.

Horsten en Slenken

Middenloop

Rijn in de Boven-Rijnse Laagvlakte:

Rivier door een lager gelegen deel.

Aan weerszijden hogere grond.

Dit zijn horsten en slenken:

Hogere grond is een horst;

Lagere grond is een slenk.

Horst

Slenk (weggezakt)

Middenloop

                                                       Meanders

Meanderen

Meanders

Als de bochten steeds groter worden > rivier kiest snelste weg > hoefijzermeer

De bovenrijnse laagvlakte (middenloop) stroomt door een:

1. Horst
2. Slenk

Middenloop

Benedenloop

• Lage stroomsnelheid 
• Veel sedimentatie
• Veel meanders 

Verval & verhang

Verval = hoogteverschil tussen 2 punten van de rivier

Verhang = het verval per km

Wat is het verschil in km tussen punt A en b?

Verval & verhang

Verhang = het verval per km

Het verschil in km tussen punt A en B is  250 

Formule

Verhang= verval : km

1000 : 250 =

Sleep de onderdelen naar de juiste plek

Erosie

Sedimentatie

Meanders komen dichter bij elkaar

Rivier breekt door meanders heen

Hoefijzermeer

Hoge stroomsnelheid

Lage stroomsnelheid

Erosie

Sedimentatie

Groot verval

Klein verval

Bovenloop

Benedenloop

Buitenbocht van een meander

Binnenbocht van een meander