5V Logica

Logica
Vandaag:
- Vooruitblik periode 3
- De logica van Aristoteles
- Syllogismen
- Drogredeneringen
- Waarheidstabellen
- En nu jullie!

1 / 26
next
Slide 1: Slide
FilosofieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Logica
Vandaag:
- Vooruitblik periode 3
- De logica van Aristoteles
- Syllogismen
- Drogredeneringen
- Waarheidstabellen
- En nu jullie!

Slide 1 - Slide

Leerdoelen:
  • Je begrijpt het beginsel van de propositielogica. 
  • Je kunt het nut van logica uitleggen.
  • Je kunt beredeneren waarom een redenering (on)geldig en/of (on)waar is.

Slide 2 - Slide

Logische redenering

Slide 3 - Mind map

Nut van logica:
  • We redeneren de hele dag
  • Symbolen in de 19e eeuw
  • Natuurlijke taal = verwarrend
  • Formele logica
  • Basis van de computers

Slide 4 - Slide

Een stukje theorie:
Syllogisme is een redenering die bestaat uit:
  1. Een algemene uitspraak of regel (een major premisse)
  2. Een uitspraak over een uitzonderlijk geval (een minor premisse)
  3. Een conclusie

Een voorbeeld:
  1. Alle mensen zijn sterfelijk
  2. Socrates is een mens

Mens = de middenterm

Slide 5 - Slide

Welke conclusie volgt uit het syllogisme van de vorige slide?

Slide 6 - Open question

Maar... elke geldige redenering hoeft niet waar te zijn. Let op:
1. Alle leerlingen op het Stedelijk Gym heten Jan. 
2. Piet is een leerling op het Stedelijk Gym. 
3. Piet heet Jan. 

Slide 7 - Slide

De redenering op de vorige slide is:
A
Geldig en waar
B
Ongeldig en waar
C
Geldig en onwaar
D
Ongeldig en onwaar

Slide 8 - Quiz

Het klopt wel, maar deugt niet...
  • Een redenering is geldig als deze logisch uit de gegeven premissen volgt. 
  •  Een redenering is waar als de premissen en conclusie overeenkomen met de werkelijkheid!

Een geldige redenering is dus niet altijd waar en andersom!

Slide 9 - Slide

Waarom is de zin ''alle leerlingen op het Stedelijk Gym heten Jan'' een major premisse?

Slide 10 - Mind map

Opdracht (5 min)
In de volgende tekst zitten vijf syllogismen verstopt: herken ze en schrijf de major, de minor en de conclusie met zo min mogelijk woorden op. Gebruik in je major het woord ‘alle’. ‘iedere’ of ‘elke’. Tip: de algemene bewering (‘alle x zijn y’) wordt meestal niet zo duidelijk geformuleerd, maar is wel te vinden.


In deze straat hebben alle huizen een tuin, dus mijn huis op nummer 10 heeft ook een tuin. In
mijn tuin staat een flinke boom die gewoonlijk veel schaduw geeft, maar nu is het winter en
schijnt de zon gewoon naar binnen. Omdat het zondag is staat de televisie aan op een
sportzender. Zoals iedere zondag ben ik lang in bed gebleven. Straks moet ik mijn huiswerk
maken, want morgen is er gewoon school.

Slide 11 - Slide

Modus Ponens
Als het regent, worden de straten nat. 
Het regent.
Dus de straten worden nat. 

Slide 12 - Slide

De Modus Tollens werkt hetzelfde als de Modus Ponens, maar dan in de ontkenning. Probeer dit eens zelf.

Slide 13 - Open question

Alle mussen zijn vogels.
De mens is een mus.
De mens is een vogel.
A
Geldig en waar
B
Geldig en onwaar
C
Ongeldig en waar
D
Ongeldig en onwaar

Slide 14 - Quiz

Zonder eten ga je dood.
Pizza is eten.
Zonder pizza ga je dood.
A
Geldig en waar
B
Geldig en onwaar
C
Ongeldig en waar
D
Ongeldig en onwaar

Slide 15 - Quiz

Alle docenten zijn leugenaars.
Mevrouw Geerts is een docent.
Mevrouw Geerts is een leugenaar.
A
Geldig en waar
B
Geldig en onwaar
C
Ongeldig en waar
D
Ongeldig en onwaar

Slide 16 - Quiz

Alle leerlingen zijn morgen vrij.
Ik ben morgen vrij.
Ik ben een leerling.
A
Geldig en waar
B
Geldig en onwaar
C
Ongeldig en waar
D
Ongeldig en onwaar

Slide 17 - Quiz

Maak de volgende redeneringen af:

Slide 18 - Slide

Iedereen die dit leest is gek
------
Dus: ik ben gek

Slide 19 - Open question

-----
Lisa is een Brabander.
Dus: Lisa houdt van worstenbroodjes.

Slide 20 - Open question

Formele logica
  • Natuurlijke taal bevat vaagheden 
  • Formele logica bevat proposities
  • Connectieven
  • Implicaties

Slide 21 - Slide

Een voorbeeldje..
P (het regent)
Q (de straat wordt nat)

P -> Q
P
-------
Q


Slide 22 - Slide

Conjunctie: Het regent en de straten worden nat (P ^ Q)
Disjunctie: Het regent of de straten worden nat (P v Q)
Negatie:  ¬ P

Slide 23 - Slide

Wat zou hier staan?
P: het regent
Q: de straten worden nat
R: het waait

(P ^ Q) v (P ^ R)

Slide 24 - Open question

Zet dit zelf in propositielogica:
''Als het regent en het waait worden de straten nat. ''

Slide 25 - Open question

Waarheidstabellen:
P
1
0
P
 ¬P
1
0
0
1
P
Q
P ^ Q
1
1
1
0
0
1
0
0

Slide 26 - Slide