Getallen schrijf je soms in letters en soms in cijfers.
Gebruik cijfers:
• voor getallen boven de twintig, uitgezonderd de tientallen en honderdtallen: 65 miljoen, de 22e (22e, 22ste) aflevering, 78 genodigden;
• voor maten, gewichten, bedragen, telefoonnummers, data, adressen, percentages, rekeningnummers, exacte tijdstippen: 34 meter, 33°C, 6 kilo, € 5,50, 15 mei 1940, Catslaan 21, 15 procent, om 15.00 uur (drie uur geeft een periode aan).
• voor de rangtelwoorden van de hierboven genoemde getallen: elfde, vijftigste, drie miljoenste.