Hoofdstuk 1: Woordsoorten, formuleren en spelling

Woordsoorten
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Woordsoorten

Slide 1 - Slide

Wat is een
zelfstandig naamwoord

Slide 2 - Mind map

Wat is een lidwoord

Slide 3 - Mind map

Zelfstandige naamwoorden

Slide 4 - Slide

Zelfstandige naamwoorden
Concreet zelfstandig naamwoord: 
geeft iets tastbaar aan, iets wat je kunt aanraken.

Abstract zelfstandig naamwoord: 
geeft iets aan wat je niet kunt aanraken: vrede, week, twijfel
of
wat niet bestaat: elfje, Zweinstein

Slide 5 - Slide

Let op!
Een eigennaam en een plaatsnaam  is ook een zelfstandig naamwoord.
Arnhem, Rotterdam, Theo Jansen

Slide 6 - Slide

Oefenen

Wat is een czn en een azn?
In de krant staat een meisje met een bijzonder talent.

Deze dame kan op haar handen staan.

Die categorie komt nog niet voor bij wedstrijden.

Slide 7 - Slide

Lidwoorden

Slide 8 - Slide

Lidwoorden
Een lidwoord hoort altijd bij een zelfstandig naamwoord.
Soms staan er wel tussen het lidwoord en het zelfstandig naamwoord nog andere woorden.
Er zijn 3 soorten lidwoorden: de - het - een
De en het zijn bepaald lidwoorden ( blw)
Een is een onbepaald lidwoord (olw)

Slide 9 - Slide

Oefenen
...automobilist liet zijn hond uit vanuit zijn auto, met ....riem uit ....raampje.

Dit jaar is ....brugklaskamp na ...herfstvakantie op ....waddeneiland.

Slide 10 - Slide

Let op:
Het  is geen lidwoord als het niet bij een zelfstandig naamwoord hoort: het waait, het is 5 uur.

en

Het woord een  is geen lidwoord als je het uitspreekt als 1: 
één van hen.

Slide 11 - Slide

Aan de slag!
Maak opdracht 1, 2 en 3 
Bladzijde 31

Slide 13 - Slide

Opdracht 1 

wenskaart 
onzin 
Overijssel 
regel 
dwerggeit 
Bert 
eigendom 
nachtzuster 
onkosten 
ergernis 
meester 
informatie 
notulen 
goud 
Het woord: woordbenoeming 

2 geen meervoud hebben: onzin, Overijssel, informatie, goud 
3 geen enkelvoud hebben: onkosten, notulen 
4 onzin, Overijssel, eigendom, onkosten, informatie, notulen, goud 

Slide 14 - Slide

Opdracht 2 

paleis  - czn 
ruzie   - azn 
Troje  - e 
Helena   - e 
legeraanvoerder - czn 
Grieken  - czn 
wapenrusting - czn 
moreel  - azn 
succes  - azn 

Slide 15 - Slide


2 het  - blw 
3 een (1) - olw 
een (2)  - geen olw 
4 het  - blw 
6 een  - olw 
de  - blw 
het  - blw 
7 het  - geen blw 
9 het  - geen blw 
10 het  - blw 
11 het (1) - blw 
het (2)  - geen blw 
12 het (1) - blw 
het (2)  - geen blw 

Slide 16 - Slide

Formuleren
Zo zet je de leestekens in een tekst:

  • Zet achter een zin een punt. 
  • Zet achter een vragende zin een vraagteken.
  • Zet een komma tussen twee persoonsvormen.
  • Zet voor de volgende verbindingswoorden een komma: als, doordat, maar, nadat, omdat, terwijl, voordat, want, zodat, zodra.
  • Zet geen komma voor en en of.





Slide 17 - Slide

Formuleren
Omdat ze dezelfde dingen leuk vinden, trekken Max en Jasper veel samen op.

Huiswerk 1, 3 en 4

Dit zijn de antwoorden:

Slide 18 - Slide

Opdracht 1

1. Vannacht heeft Rijkswaterstaat op de snelwegen gestrooid, want door de ijzel waren ze spiegelglad.
2. Voordat Jordy die nieuwe koptelefoon kocht, heeft hij eerst op internet de prijzen vergeleken.
3. Anouk en Mary moesten op vrijdagmiddag twee uur terugkomen, omdat ze al drie keer te laat waren gekomen.
4. Zodra het een paar nachtjes vriest, brengen de Nederlanders hun schaatsen weg om ze te laten slijpen.
5. Als we ’s zomers op vakantie zijn, eten we vaker in een restaurant dan in de wintermaanden.
6.Terwijl / Wanneer mijn moeder het eten kookt, dekt mijn vader alvast de tafel.

Slide 19 - Slide

Opdracht 3

Waarom is vriendschap goed voor de gezondheid? Het antwoord op die vraag is simpel. Tijd doorbrengen met je vrienden heeft effect op je lichaam, omdat je serotonine aanmaakt. Doordat je dankzij die stof depressies voorkomt, zit je goed in je vel. Samen zijn met vrienden is even belangrijk voor je gezondheid als sporten, want een goede vriendschap maakt je gezonder en minder gestrest. Zou je daardoor ook langer leven?

NB: Achter simpel (zin 2) zou je ook een dubbele punt mogen zetten. In dat geval schrijf je tijd met een kleine letter.

Slide 20 - Slide

Opdracht 4:

Met mijn vrienden maak ik altijd gekke dingen mee. Zo gingen we een keer naar Albert Heijn, waar we pofrijstsnoepjes kochten. Helaas ging het zakje kapot, zodat alle snoepjes op de grond vielen. We renden de winkel uit op weg naar de Action, maar een man had alles gezien. Weet je wat er gebeurde? In een AH-busje kwam hij achter ons aan. We dachten even dat we ontvoerd werden, maar dat viel mee. Hij nam ons mee terug naar de supermarkt en we moesten alles opruimen.

Slide 21 - Slide

Spelling

Slide 22 - Slide

Spelling

Je schrijft een hoofdletter:

  • aan het begin van een zin: Mijn beste vriendin woont hier dichtbij.
  • bij namen: Jens Verhoef, Parkschool, Limburg, Abelenlaan, Maas, Aldi. Let op: tussenvoegsels, zoals de, van of van de schrijf je zonder hoofdletter als iemands voornaam of voorletter ervoor staat. Als de voornaam of voorletter ontbreekt, krijgt het eerste tussenvoegsel een hoofdletter: Karin van der Plas, mevrouw K. van der Plas-ter Heide, mevrouw Van der Plas-ter Heide;
  • bij woorden die van aardrijkskundige namen zijn afgeleid: Amersfoortse, Frans, Noord-Brabantse.



Let op!
Géén hoofdletter krijgen de namen van dagen, maanden, seizoenen en windstreken: woensdag, oktober, herfst, westen.

Slide 23 - Slide

Spelling
Je eindigt een zin met een punt, een vraagteken of een uitroepteken. 
  • Een punt komt na een gewone zin: Irina appt vaak met haar vriendinnen. 
  • Een vraagteken zet je na een vraag: Wie heb je vanmiddag bezocht? 
  • Met een uitroepteken geef je een zin extra nadruk: Dat is super, man! 


Een komma gebruik je: 
  • tussen twee persoonsvormen: Als Joep slaagt, gaat de vlag uit; 
  • voor verbindingswoorden als doordat, maar, nadat, omdat, terwijl, voordat, want, zodat, zodra. 

!  Zet (in het algemeen) geen komma voor en en of.

Slide 24 - Slide

Spelling
Hoofdletters en leestekens
Ga zelf online aan de slag met Spelling en bekijk de video, die bij het hoofdstuk hoort

 Maak opdracht 1, 2, 3, 4 en 5
bladzijde 34 en 25

Slide 25 - Slide