In een stroomkring heb je dus een spanningsbron (of voeding) nodig. Verschillende voorbeelden zijn:
Batterij (1,5 - 9 Volt)
Dynamo (6 Volt)
Generator (115 - 230 Volt)
Netspanning (230 Volt)
1 / 16
next
Slide 1: Slide
Nask / TechniekMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4
This lesson contains 16 slides, with text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
De stroomkring
In een stroomkring heb je dus een spanningsbron (of voeding) nodig. Verschillende voorbeelden zijn:
Batterij (1,5 - 9 Volt)
Dynamo (6 Volt)
Generator (115 - 230 Volt)
Netspanning (230 Volt)
Slide 1 - Slide
Een stroomkring
In een serieschakeling staan alle apparaten in 1 stroomkring.
Door de schakelaar te
sluiten, gaat de lamp
branden.
Slide 2 - Slide
Een stroomkring (2)
Als er een te grote stroom door de draden gaat, of er is kortsluiting, dan zal de smeltveiligheid doorbranden.
De stoomkring wordt
onderbroken waardoor de
draden niet te warm
worden.
Slide 3 - Slide
Stroommeter / ampèremeter
Om de hoeveelheid stroom (Ampère) te kunnen meten moet je een stroommeter (Ampèremeter) in de stroomkring plaatsen.
De ampèremeter is
in serie geschakeld in
de stroomkring.
Let op het meetbereik!
Slide 4 - Slide
Aparte stroomkringen
Elektrische apparaten thuis zijn allemaal parallel geschakeld. Parallel geschakeld betekent dat ieder apparaat zijn eigen stroomkring heeft.
In het voorbeeld hiernaast heeft iedere lamp
zijn eigen stroomkring met de batterij.
Slide 5 - Slide
Aparte stroomkringen (2)
In de afbeelding zie je een parallelschakeling met 4 aparte stroomkringen. In Binas kun je de betekenissen van de symbolen vinden.
1 = Batterij
2 = LED
3 = Elektromotor
4 = Condensator
5 = Voltmeter
Slide 6 - Slide
De spanningsmeter / Voltmeter
Om elektrische spanning te meten gebruik je een spanningsmeter of Voltmeter. De spanning wordt dus aangegeven in Volt.
Een spanningsmeter wordt altijd parallel aangesloten.
Spanning meten Spanning meten
over een batterij over een weerstand
Slide 7 - Slide
De spanningsmeter / Voltmeter (2)
Hiernaast zie je een analoge Voltmeter.
Let erop dat je het juiste meetbereik kiest.
In het voorbeeld hiernaast is het
meetbereik: 0 - 15 Volt.
Je kunt dus maximaal 15 Volt aflezen.
Je moet dus de middelste schaalverdeling gebruiken om de spanning af te lezen. In dit geval is dat dus: 5,5 Volt.
Slide 8 - Slide
Weerstand
Voor elektrische schakelingen wordt meestal koperdraad gebruikt omdat koper een kleine weerstand heeft.
Elektrische apparaten hebben
een grotere weerstand. De stroom
heeft moeite om er doorheen
te komen.
Slide 9 - Slide
Weerstand (2)
Als de weerstand groter wordt, neemt de stroomsterkte af!
Je kunt dus een weerstand opnemen in je stroomkring om de stroomsterkte te verkleinen.
Hoe meer apparaten je in
een serieschakeling opneemt
hoe groter de weerstand en hoe
kleiner de stroomsterkte!
Slide 10 - Slide
De weerstand berekenen
De weerstand bereken je met de wet van Ohm.
Je hebt dan de spanning (Volt)
nodig en de stroomsterkte
(Ampère).
Slide 11 - Slide
De weerstand berekenen (2)
Om de weerstand te kunnen berekenen van bijvoorbeeld een lampje, moet je de stroomsterkte (I in Ampère) en de spanning (U in Volt) meten. Kijk goed hoe de meters zijn geschakeld!
Slide 12 - Slide
De weerstand berekenen (3)
In dit voorbeeld is de spanning U = 9,0 Volt.
De stroomsterkte I = 0,90 Ampère.
Je kunt nu de weerstand (R)
berekenen met de wet van Ohm:
R = U : I
R = 9,0 V : 0,90 A = 10 Ohm
Slide 13 - Slide
Stroom, spanning diagram
Je kunt in plaats van een batterij ook een regelbare voeding gebruiken. Je kunt daarmee de spanning (het aantal Volt) zelf instellen.
Gelijkspanning = '+ en -' (DC)
Wisselspanning = afwisselend '+ en -' (AC)
Slide 14 - Slide
Stroom, spanning diagram (2)
Als je de spanning verandert over het lampje verandert, neemt de stroomsterkte toe.
De weerstand van het lampje wordt groter als de spanning groter wordt!
Slide 15 - Slide
Stroom, spanning diagram (3)
Er zijn ook materialen waarbij de weerstand niet verandert als de spanning toeneemt.