Herhaling H2 les 2

Herhaling
1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Herhaling

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
  • Zinsopbouw
  • Leenwoorden
  • Engelse werkwoorden 

Slide 2 - Slide

Zinsbouw

Een tekst wordt snel saai, als je vaak dezelfde woorden gebruikt.

Je moet daarom woordkeus variëren.


Bijvoorbeeld:

- baas, hoofd, directeur, chef, leider

- verhaal, sprookje, mythe, vertelling

- lekker, smakelijk, heerlijk, verrukkelijk, genotvol

Slide 3 - Slide

Variatie in zinsopbouw

Hetzelfde geldt voor de zinsopbouw: de volgorde van de zinsdelen.


Standaard begin je met het onderwerp (O), dan de persoonsvorm (P) en daarna een ander zinsdeel (A).

Je kunt variëren door zinnen APO en PAO (vraagzin) te maken.

PA (gebiedende wijs) kan ook.

Slide 4 - Slide

Herschrijf de zin APO.
Mijn moeder gaat vanmiddag boodschappen doen.

Slide 5 - Open question

Herschrijf de zin POA.
Vanmiddag gaat mijn moeder boodschappen doen.

Slide 6 - Open question

Bedenk een zin die je POA schrijft.
Gebruik in elk geval de woorden auto en rijden.

Slide 7 - Open question

Leenwoorden

Slide 8 - Slide


Slide 9 - Open question

Wat is het meest uitgeleende Nederlandse woord en komt terug in 57 andere talen?
A
Boot
B
Baas
C
Aardappel
D
Tulp

Slide 10 - Quiz

Uit welke taal hebben wij het woord 'Humor' geleend?
A
Duits
B
Pools
C
Frans
D
Engels

Slide 11 - Quiz

Uit welke taal hebben wij het woord 'Robot' geleend?
A
Tsjechisch
B
Duits
C
Amerikaans
D
Russisch

Slide 12 - Quiz

Nederlandse leenwoorden
Meer dan 18.000 Nederlandse woorden zijn uitgeleend aan 138 andere talen. Die Nederlandse woorden hebben geleid tot bijna 50.000 nieuwe woorden in vreemde talen.

Slide 13 - Slide

Engelse leenwoorden

Bijvoorbeeld:
• Online
 Poncho
• Penalty
• 
Stand-by
• Lay-out

Slide 14 - Slide

Franse leenwoorden

In het Nederlands hebben we aan aantal Franse woorden die eindigen met een accent (streepje) op de letter - e. In het meervoud mag je de letter -s dan gewoon aan het woord vastplakken.

Voorbeeld:

logé - logés

Slide 15 - Slide

Franse leenwoorden
Als een woord al heel gebruikelijk is in het Nederlands, dan krijgt het woord geen accenttekens op de -o en de -u.
Op de -e krijgen we een accentteken als dit nodig is voor de uitspraak.

Slide 16 - Slide

Als het rechterdeel van de samenstelling een Engels voorzetsel is, plaats je een koppelteken.
A
onjuist
B
juist

Slide 17 - Quiz

Een Frans woord dat gebruikelijk is geworden in het Nederlands, verliest altijd zijn accenttekens.
A
juist
B
onjuist

Slide 18 - Quiz

Welke woorden zijn juiste gespeld?
1. scène 2. logè
3. café 4. enquetê
A
1 en 3
B
allemaal onjuist
C
alleen 4
D
allemaal juist

Slide 19 - Quiz

Engelse werkwoorden
Sommige woorden en werkwoorden die wij gebruiken, komen uit een andere taal. Je noemt ze leenwoorden. Engelse werkwoorden vervoeg je op dezelfde manier als Nederlandse werkwoorden.

Let op:

- We 'vernederlandsen' de Engelse werkwoorden, behalve als je daardoor een verkeerde uitspraak krijgt.

Slide 20 - Slide

Hoe zit dat?
Bij het werkwoord saven eindigt de stam op een -e
-> save (spreek uit: seef)
De v van save zit niet in het 'T KoFSCHiP X  
Daarom krijg je in de verleden tijd -de of - den

Ik save                           Ik savede                    Ik heb gesaved
Hij savet                       Wij saveden

Slide 21 - Slide

Vervoegen van Engelse werkwoorden
  • Engelse w.w. vervoeg je als Nederlandse zwakke w.w.
  • Stam: -en van het w.w. afhalen, soms laat je de -e staan.
e-mailen - e-mail, relaxen-relax, racen-race, timen-time
  • In de tegenwoordige tijd e.v. stam of stam+t of stam +en
  • Bij de verleden tijd en voltooid deelwoord: 't (e)x-fokschaap
mixen - ik mix , hij mixt , ik mixte , ik heb gemixt
gamen - ik game , hij gamet , ik gamede , ik heb gegamed

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Hij.....(deleten, vt) alles
A
deleete
B
deletetet
C
deleetet
D
deletete

Slide 24 - Quiz

Ik hoorde dat jullie heel goed.......... (bridgen, vt)
A
bridgeden
B
bridgeten
C
bridgden
D
bridgten

Slide 25 - Quiz

Het ............(downloaden, vd) bestand bevat een virus.
A
gedownloade
B
gedownloadde
C
gedownloate
D
gedownloatte

Slide 26 - Quiz

De snelste tijd werd al snel.......... (timen, vd).
A
getimet
B
getimd
C
getimed
D
getimt

Slide 27 - Quiz

Zij ......... (breakdancen, tt) al heel erg goed.
A
breakdanct
B
breakdancet
C
breakdancdt
D
breakdanced

Slide 28 - Quiz

Hij ...... (passen, vd) erg goed, waardoor er gescoord kon worden.
A
paste
B
passte
C
pasete
D
passete

Slide 29 - Quiz

Opzoeken: www.vandale.nl

Slide 30 - Slide