Proefversie 2 fotoalbum + oefenen chapitre 2

  Allez... c'est parti!
1 / 25
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

  Allez... c'est parti!

Slide 1 - Slide

Le planning!
Op 12 januari (week 2) 
Chapitre 2 herhalen
Maken in domein: proefversie 2 fotoalbum maken over jezelf , jouw familie/gezin, je huisdier en je kamer/huis > in SOM inleveren (feedback terug!)
Week 3
test jezelf les 4, 5 en 7 van chapitre 2 > op e-pack. 
Week 4
Fotoalbum zonder hulpmiddel maken.

Slide 2 - Slide



Les objectifs du cours
- feedback proefversie bespreken
- Je weet wat je voor de taak 'album de photos' de komende weken gaat doen. 

- Je weet wat je voor chapitre 2 moet herhalen, verbeteren of nog leren ter voorbereiding van de test jezelfs.






Le programme
1. Uitleg taak 'album de photos' proefversie 2
2. Herhalen chapitre 2 
- Woordjes/vocabulaire + expressions van pages jaunes 'D'accord'.
> Grammatica:
- Je kent le verbe avoir
- Getallen 20 t/m 70
- Je weet dat een adjectif (bijvoeglijk naamwoord) + e = vrouwelijk

Qu'est-ce qu'on va faire aujourd'hui ?

Slide 3 - Slide

Succescriteria – wanneer is jouw album in orde?

Slide 4 - Slide

Succescriteria
  • Je hebt alle informatie in je album verwerkt (zie kopje Wat).
  • Je gebruikt zoveel mogelijk woorden van pages jaunes van chapitre 1 en 2.
  • Je gebruikt de werkwoorden avoir en être zoals je die geleerd hebt in chapitre 1 en 2.
  • Je gebruikt het bijvoeglijk naamwoord om iets te omschrijven (groot/klein/kleur) (pages jaunes chapitre 2).
  • Je gebruikt voorzetsels om de plek van meubels en spullen aan te geven in je kamer (pages jaunes chapitre 2).
  • Je kunt korte en kloppende zinnen maken met steeds een onderwerp – werkwoord – rest v.d zin. Bijvoorbeeld = J’ai un chien of mon père est sympa.
  • Jouw album ziet er netjes uit met foto’s en een beschrijving erbij.

Slide 5 - Slide

Feedback
Kijk nog eens goed in: pages jaunes grammaire chapitre 1 – werkwoord être
Kijk nog eens goed in: pages jaunes expressions chapitre 1

Kijk nog eens goed in: pages jaunes grammaire chapitre 2 – werkwoord avoir
Kijk nog eens goed in: pages jaunes grammaire chapitre 2 – bijvoeglijk naamwoord
Kijk nog eens goed in: pages jaunes expressions chapitre 2 – voorzetsels
Kijk nog eens goed in : tekst 3 les 5 chapitre 2

Slide 6 - Slide

Proefversie 2
1. Ga naar bestanden in het Team.
2. Zoek jouw proefversie, klik deze aan en kijk naar de feedback.
3. Maak onder mijn feedback een nieuw kopje met 'proefversie 2'
3. Je verbetert daar proefversie 1 met de feedback van mij en daarna vertel je in hetzelfde document over je familie, je huisdier en een andere kamer uit je huis.


Slide 7 - Slide

Even oefenen!
Wat valt je op aan de zin met leeftijden? 
Wat valt je nog meer op als je het vergelijkt met jezelf voorstellen? 

Slide 8 - Slide

A. optreden

B. ontdekt worden

C. zin hebben om te 

A. zij  heeft
B. hij heeft
C. ik heb
D.  jullie hebben
E. jij / je hebt
F. wij hebben
1.  nous  avons
2.  tu  as
3.  il a
4.  j'ai
5.  vous avez
6.  elle  a

Slide 9 - Drag question

Ma mère ..... ans
A
a
B
est

Slide 10 - Quiz

J’... une grande chambre.
A
ai
B
suis

Slide 11 - Quiz

Mon frère ... grand.
A
a
B
est

Slide 12 - Quiz

Nous ... un chien.
A
avons
B
sommes

Slide 13 - Quiz

Het beschrijven van je kamer en een andere kamer in huis
Un adjectif (een bijvoeglijk naamwoord) zegt iets over een zelfstandig naamwoord
Le (m) mur est vert = de muur is groen
L'armoire(v) est noire = de kast is zwart

Le lit est petit = het bed is klein
La table est grande = de tafel is groot
Let op! Als het een vrouwelijk woord is, krijgt het bijvoeglijk naamwoord een extra - e.

 

Slide 14 - Slide

In het Frans, als een vrouwelijk woord is, krijgt het bijvoeglijk naamwoord een extra letter

Welke letter?
A
s
B
e

Slide 15 - Quiz

La maison est ...
A
petit
B
petite

Slide 16 - Quiz

Nog even samen oefenen met les prépositions (de voorzetsels)

Les prépositions: 
op=sur; onder=sous; in=dans; voor=devant; achter=derrière

Slide 17 - Slide

L'ordinateur est ... la table.

Slide 18 - Open question

La guitare est ........ la chaise.

Slide 19 - Open question

Wat betekent > wat is dat?
A
Tu habites où?
B
Qu'est-ce que c'est?

Slide 20 - Quiz

Vertaal in het Frans:
Het is

Slide 21 - Open question

Wat betekent > c'est ma chambre.
A
Het is mijn kamer.
B
Het is mijn huis.

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Slide

Ensuite...
  1. Werken aan proefversie 2 - album de photos (over jezelf vertellen en je kamer/huis beschrijven) maken > Maken in ons Team bij Bestanden zodat je feedback van mij kunt krijgen.
  2. Loop je achter met de weektaak? Dan zorg je dat je je achterstanden bijwerkt - alles af 1 t/m les 5 van chapitre 2 > in je livre d'exercice.
  3. Oefenen met grammaticatraining les 4, woordtrainers les 1, 2, 3, 4 en 5.

Slide 24 - Slide

    Bonne chance!

Slide 25 - Slide