Voegwoorden

WELKOM  
Leg op je tafel: NN, leesboek, schrift, etui.
Zet je telefoon uit en leg hem uit het zicht.
Ga lekker lezen.



Zet je telefoon uit en leg hem uit het zicht.




timer
10:00
Tielse docent Hadj wint landelijke finale bij Spoken Word-wedstrijd
Tielenaar Abdelhak Aoulad Hadj heeft zondagavond tijdens de landelijke finale Spoken Word in Rotterdam de categorie ‘lyrical’ gewonnen.
Bernardo van Hal 17-09-23

1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

WELKOM  
Leg op je tafel: NN, leesboek, schrift, etui.
Zet je telefoon uit en leg hem uit het zicht.
Ga lekker lezen.



Zet je telefoon uit en leg hem uit het zicht.




timer
10:00
Tielse docent Hadj wint landelijke finale bij Spoken Word-wedstrijd
Tielenaar Abdelhak Aoulad Hadj heeft zondagavond tijdens de landelijke finale Spoken Word in Rotterdam de categorie ‘lyrical’ gewonnen.
Bernardo van Hal 17-09-23

Slide 1 - Slide

Samengestelde zinnen

Slide 2 - Slide

Doel
Aan het eind van de les weet je wat voegwoorden zijn.
Aan het eind van de les kun je minimaal 6 voegworrden noemen.

Slide 3 - Slide

Voegwoorden

Slide 4 - Mind map

Slide 5 - Video

Welk voegwoord past?
De clown wil zijn schoenen ophalen, ................ hij mist het bonnetje.

Slide 6 - Open question

Wat is het voegwoord?
"Als u gaat schreeuwen, help ik u niet"

Slide 7 - Open question

Welk voegwoord past?
.......... de andere klant op zijn beurt wacht, maakt de clown zich kwaad.
A
omdat
B
terwijl
C
hoewel
D
als

Slide 8 - Quiz

Voegwoord?
................. de clown boos wegliep, werd de andere klant geholpen.
A
Voordat
B
Omdat
C
Toen
D
Nadat

Slide 9 - Quiz

Tekst
De clown wijst zijn schoenen aan, ................. hij krijgt ze niet.
............... de clown zijn schoenen aanwijst, krijgt hij ze niet.
......... de clown geen bonnetje heeft, krijgt hij zijn schoenen niet.
maar
hoewel
omdat

Slide 10 - Drag question

Bedenk een zin met een voegwoord en schrijf die op.

Slide 11 - Open question

      Opdracht       
Maken: blz. 206-207, opdracht 1 t/m 4.


Slide 12 - Slide

Oefen-SO

zelfstandige naamwoorden (zn)
(stoffelijke)bijvoeglijke naamwoorden (bvnw)
werkwoorden (ww)
lidwoorden (lw)


1. Wat zijn zelfstandige naamwoorden (zn)?
2. Noem de 3 kenmerken van zn.
3. Noem 3 zn.
4. Wat is een bijvoeglijk naamwoord (bvnw)?
5. Wat is een stoffelijk bvnw?
6. Noem 3 gewone bvnw.
7. Noem 3 stoffelijk bvnw.
8. Noem 3 werkwoorden (ww).
9. Noem de 3 lidwoorden (lw).
Benoem in de volgende zinnen: zn, ww, bvnw, lw.
a. In de geparkeerde bus keek Rolf op zijn telefoon.
b. Het was een stalen bus.
c. Rolf liep naar de sportwinkel.
d. Het was een rommelige sportwinkel.
e. Rolf liep op de leren Nikes af.



Slide 13 - Slide