H1D1 - KBL

Bij het werken met een microscoop
kies je een objectief.
Met welk objectief moet je beginnen?

A
met het objectief met de grootste vergroting.
B
met het objectief met de kleinste vergroting.
C
met het objectief met de middelste vergroting.
D
het maakt niet uit met welk objectief je begint.
1 / 20
next
Slide 1: Quiz
Mens & NatuurMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Bij het werken met een microscoop
kies je een objectief.
Met welk objectief moet je beginnen?

A
met het objectief met de grootste vergroting.
B
met het objectief met de kleinste vergroting.
C
met het objectief met de middelste vergroting.
D
het maakt niet uit met welk objectief je begint.

Slide 1 - Quiz

Met welk onderdeel begin je
een onderzoek?
A
waarnemen
B
werkwijze
C
conclusie
D
onderzoeksvraag

Slide 2 - Quiz

De afbeelding van
de plant hiernaast is een
schematische tekening.
A
juist
B
onjuist

Slide 3 - Quiz

Welke van de volgende
is een organisme.
A
wolk
B
modder
C
boom
D
wind

Slide 4 - Quiz

Wat betekent deze
gevarensymbool?
A
irriterend
B
giftig
C
bijtend
D
ontvlambaar

Slide 5 - Quiz

Met welk onderdeel sluit je
een onderzoek af?
A
waarnemen
B
werkwijze
C
conclusie
D
onderzoeksvraag

Slide 6 - Quiz

Welke vlam
herken je
hiernaast?
A
blauwe vlam
B
oranje vlam
C
ruisende vlam
D
pauze vlam

Slide 7 - Quiz

Met welke letter
is de gasregelschroef
aangegeven?
A
a
B
b
C
c
D
d

Slide 8 - Quiz

Geef een andere woord
voor een experiment.
A
planning
B
waarneming
C
onderzoek
D
opletten

Slide 9 - Quiz

Hoe neem je het volgende waar?
- Hoelang brandt een kaars?
A
horen
B
ruiken
C
kijken
D
voelen

Slide 10 - Quiz

Je zet de brander even opzij. Welke kleur moet de vlam dan hebben?
A
wit
B
geel
C
blauw
D
oranje

Slide 11 - Quiz

Wat is de juiste volgorde
voor het maken van een goed verslag?
1. werkwijze - 2. materialen - 3. conclusie
4. onderzoeksvraag - 5. waarnemen
A
5 - 1 - 2 - 4 - 3
B
4 - 2 - 1 - 5 - 3
C
4 - 2 - 1 - 3 - 5
D
3 - 2 - 1 - 4 - 5

Slide 12 - Quiz

Wat betekent deze
gevarensymbool?
A
irriterend
B
giftig
C
bijtend
D
ontvlambaar

Slide 13 - Quiz

Welke onderdelen van de microscoop zorgen ervoor dat er licht door een preparaat valt?
A
het diafragma, de objectieven en het oculair
B
het diafragma en de tubus
C
het diafragma en het lampje
D
alleen het lampje

Slide 14 - Quiz

Een experiment is hetzelfde
als een conclusie.
A
juist
B
onjuist

Slide 15 - Quiz

Wat is de functie
van luchtregelring?
A
hitte van de vlam regelen
B
hoogte van de vlam regelen

Slide 16 - Quiz

Welke is een omschrijving
van het begrip organisme.
A
een levend wezen
B
een dood wezen
C
een levend of een dood wezen
D
organen in je lichaam

Slide 17 - Quiz

Wanneer gebruik je
een blauwe vlam?
A
als je iets rustig wilt verwarmt
B
als je de brander even niet gebruikt
C
als je iets snel wilt verwarmen
D
voordat je de brander uitgaat maken

Slide 18 - Quiz

Hoe neem je het volgende waar?
- Hoelang duurt het voor het water kookt in de waterkoker?
A
horen
B
ruiken
C
kijken
D
voelen

Slide 19 - Quiz

Je kijkt door een microscoop.
Je beeld is bijna scherp.
Hoe maak je het beeld nu helemaal scherp?

A
met een ander objectief
B
met een ander oculair
C
met de kleine stelschroef
D
met de grote stelschroef

Slide 20 - Quiz