4.3 Betoog O2b -O2c

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 4

 LEZEN HOOFDSTUK 4

TEKSTEN MET MENINGEN LEZEN

4.3

BETOOG

PLANNING

• Bespreken resultaten 4.2 
• Voorkennis ophalen
• Behandelen theorie 4.3 Betoog
• Online opdracht 1 , 2 en examenopdracht maken

DOEL

AAN HET EINDE VAN DE LES HERKEN JE EEN BETOOG EN WEET JE OP WELKE MANIER DE SCHRIJVER JOU PROBEERT TE OVERTUIGEN

Voorkennis ophalen

Feit 

Mening

Argument

Welke uitspraak met betrekking tot objectieve argumenten en subjectieve argumenten is waar:

1. Objectieve argumenten zijn niet- feitelijke uitspraken, subjectieve argumenten zijn controleerbaar.
2. Subjectieve argumenten zijn niet feitelijke uitspraken, objectieve argumenten zijn controleerbaar.
3. Argumenten, zowel de objectieve als de subjectieve, zijn foute argumenten.
4. Objectieve argumenten en subjectieve argumenten zijn verschillende soorten standpunten.

Van welke drogreden is hier sprake:
'Gras in de tuin is beter dan asfalt, dat zegt de visboer ook.'

1. drogreden (generalisatie)
2. drogreden (onjuist beroep autoriteit)

Uitleg

De schrijver geeft in een betoog duidelijk zijn mening. Hij gebruikt argumenten om de lezer te overtuigen van zijn gelijk. 

De hoofdgedachte van een betoog is de mening van de auteur. 

Voorbeeld:

STANDPUNT

'Nieuwe huizen moeten niet meer worden aangesloten op het gasnet,

want we moeten zo snel mogelijk stoppen met het gebruik van fossiele brandstoffen (zoals gas).'

ARGUMENT     

Uitleg

Naast argumenten vind je ook tegenargumenten in een betoog. 

Een goede schrijver bedenkt welke argumenten de tegenpartij kan gebruiken en deze probeert hij meteen in zijn betoog te weerleggen. 

Eerst noemt de schrijver een argument tegen zijn eigen standpunt. Vervolgens legt hij uit waarom dit volgens hem geen goed argument is. 

Een voorbeeld 

(in vier delen):

'Nieuwe huizen moeten naar mijn idee niet meer worden aangesloten op het gasnet.'

1. weerlegging
2. tegenargument
3. standpunt
4. argument

'Het gebruik van fossiele brandstoffen (zoals gas) is niet meer van deze tijd.'

1. weerlegging
2. tegenargument
3. standpunt
4. argument

'Natuurlijk moet ieder huishouden toegang hebben tot goede warmte- en energievoorzieningen.'

1. weerlegging
2. tegenargument
3. standpunt
4. argument

'Er zijn echter ook mogelijkheden die veel milieuvriendelijker zijn. Het is dus niet meer nodig om nieuwe huizen op het gasnet aan te sluiten.'

1. weerlegging
2. tegenargument
3. standpunt
4. argument

Een voorbeeldtekst:

Wat te doen:

Online opdracht 1, 2 en examenopdracht maken 

VOLGENDE WEEK:

4.4 Beschouwing