herhaling 3.1 & 3.2 HAVO

herhaling 3.1 & 3.2

HAVO
1 / 15
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

herhaling 3.1 & 3.2

HAVO

Slide 1 - Slide

Wanneer begon de Tweede Wereldoorlog?
A
1933
B
1939
C
1940
D
1941

Slide 2 - Quiz

In welk jaar was D-Day?
A
1942
B
1943
C
1944
D
1945

Slide 3 - Quiz

Geef een goede omschrijving van het begrip lebensraum

Slide 4 - Open question

Geef een goede omschrijving van het begrip collaboratie

Slide 5 - Open question

Zet de volgende gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde van vroeger naar later. Noteer alleen de nummers.
1 Hitler komt aan de macht in Duitsland
2 Duitse soldaten bezetten het Rheinland
3 De Tweede Wereldoorlog begint
4 Duitsland capituleert
5 De slag om Stalingrad
6 Duitsland valt Nederland binnen

Slide 6 - Open question

Welk Europees land werd niet veroverd door Hitler?
A
Polen
B
Noorwegen
C
Denemarken
D
Groot-Brittannië

Slide 7 - Quiz

Noem twee gebieden die Hitler voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog bij Duitsland voegde.

Slide 8 - Open question

Voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog voegde Hitler al nieuwe gebieden bij Duitsland, leg uit wat dit met het begrip appeasement te maken heeft

Slide 9 - Open question

Noem één reden dat veel historici het jaar 1943 een keerpunt in de Tweede Wereldoorlog noemen.

Slide 10 - Open question

Welk begrip past bij de bron?
A
Blitzkrieg
B
D-day
C
Operatie Barbarossa
D
Slag om Stalingrad

Slide 11 - Quiz

Noem de aanleiding die ervoor zorgde dat Nederland in 1940 capituleerde.

Slide 12 - Open question

Welke winter was de Hongerwinter?
A
1942 - 1943
B
1943 – 1944
C
1944 – 1945
D
1945 - 1946

Slide 13 - Quiz

Verklaar de volgende uitspraak: "Seyss-Inquart behandelde Nederland met een fluwelen handschoen"

Slide 14 - Open question

Stelling I: De bezetting van Nederland leek in het begin mee te vallen.
Stelling II: De bedoelingen van de geallieerden bij Arnhem mislukten.

Welke uitspraak is juist?

A
alleen uitspraak I
B
alleen uitspraak II
C
uitspraak I en II
D
geen van beide

Slide 15 - Quiz