• Wie een vraag wil stellen, geeft dat aan door op te staan en zwijgend de hand op te steken.
• Degene die aan het woord is, mag de vraag wegwuiven. Allen die een vraag wilden stellen, moeten dan weer gaan zitten.
• Na het stellen van de vraag moet de vragensteller weer gaan zitten.
• De vragensteller mag na de beantwoording van de vraag niet nogmaals het woord nemen. Hij mag natuurlijk wel opnieuw opstaan om een nieuwe vraag aan te bieden.
• Als de vraag niet duidelijk is, kan de spreker ermee volstaan dat te zeggen. Er mag geen wedervraag worden gesteld.