NK ed. 7.1 H9 Les E2


1. Je bent startklaar als de les begint, dit houdt in:
-telefoon zit in de telefoontas;
-pet af, oortjes uit en jas uit;
-boeken, opgeladen laptop, schrift en pen(nen) op tafel.

2. Je leer- en huiswerk is gedaan.
 


1 / 11
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 11 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson


1. Je bent startklaar als de les begint, dit houdt in:
-telefoon zit in de telefoontas;
-pet af, oortjes uit en jas uit;
-boeken, opgeladen laptop, schrift en pen(nen) op tafel.

2. Je leer- en huiswerk is gedaan.
 


Slide 1 - Slide

Kapitel 9
Einkaufen

Slide 2 - Slide

Was haben wir letztes Mal gemacht?
Het pers. en vragend vnw. in de derde naamval gebruiken

Doel:
-het persoonlijk en vragend voornaamwoord in de derde naamval gebruiken
-voorzetsels met de derde naamval gebruiken 

Succescriteria: 
-het persoonlijk voornaamwoord in de derde naamval gebruiken
-het vragend voornaamwoord in de derde naamval gebruiken
-voorzetsels met de derde naamval herkennen
-voorzetsels met de derde naamval gebruiken





Slide 3 - Slide

Welke vorm is een vorm van de derde naamval?
A
uns
B
du
C
Sie
D
euch

Slide 4 - Quiz

1e nmv.
3e nmv.
Voorbeeldzinnen
ik
ich
mir
Gehst du mit mir in die Eisdiele?
jij
du
dir
Ich gehe mit dir einkaufen.
hij
er
ihm
Sie kauft mit ihm ein Kleid.
zij 
sie
ihr
Er sitzt mit ihr in einer Konditorei.
het
es
ihm
Sie sitzt mit ihm im Kino.

Het pers. voornaamwoord enkelvoud in de derde naamval
De vormen mir, dir enz. zijn de vormen van het pers. vnw. in de derde naamval. Na mit en een aantal andere voorzetsels staat het pers. vnw. in de derde naamval.
1. Ich bin Luisa.                                   3. Mit mir kannst du gut shoppen                        

Slide 5 - Slide

1e nmv.
3e nmv.
Voorbeeldzinnen
wij
wir
uns
Kommst du mit uns ins Geschäft?
jullie
ihr
euch
Lukas möchte mit euch mitgehen.
zij
sie
ihnen
Du kannst mit ihnen Kuchen essen.
u
Sie
Ihnen
Ich gehe mit Ihnen in das Geschäft.
wie
wer
wem
Mit wem hast du gesprochen?
Ook het vragend voornaamwoord wer verandert in de derde naamval van vorm.
1. Wer ist das?                             3. Mit wem hast du gestern geredet?

Slide 6 - Slide

aus
uit
Aus ihm wird sicher ein guter Bäcker.
bei
bij
Willst du heute bei mir essen?
mit
met
Gehst du mit ihm in die Eisdiele?
nach
na, naar
Wir treffen uns nach der Pause./Müssen wir jetzt nach rechts?
seit
sinds
Ich habe seit Freitag ein neues Zimmer.
von 
van, door
Das Geschenk habe ich von ihr bekommen./Das Buch wurde von Goethe geschrieben.
zu
naar (bij pers.)
Wir kommen gerne zu euch.
De voorzetsels met de derde naamval

Slide 7 - Slide

Opdracht:​
Kies: NK Kap.9: pag. 116 oef. 24, 25, 26, 27 en 29 maken (18 minuten)​
Je maakt tenminste 4 van deze oefeningen

We bespreken de antwoorden (8 minuten)

NK Kap.9: pag. 119 oef. 30 tijdens het luisteren maken (4 minuten)

We bespreken de antwoorden (3 minuten)

Als je klaar bent, ga je slim stampen





Slide 8 - Slide


Huiswerk voor de volgende les:​

NK Buch B: pag. 134 Grammatik A en B leren

Het huiswerk staat ook in magister!​

Slide 9 - Slide


Afsluiting:​

​Wat hebben we vandaag geleerd?​ 

Wat lukte al wel, wat nog niet?​ 

Waren de opdrachten duidelijk en goed te doen?​ 

Als je een vraag over het huiswerk zou hebben, wat zou dat dan zijn?​
 

Vooruitblik: in de volgende les gaan we de Ich- en Ach-Laut en chs uitspreken en in de winkel naar verschillende informatie vragen.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide