§ 8 De nieuwe grondwet in de praktijk

Tijd van burgers en stoommachines   1800 - 1900
Kenmerkende aspecten:

  • De industriële revolutie
  • De sociale kwestie
  • Emancipatiebewegingen
  • Democratisering
  • Politieke stromingen
  • Het moderne imperialisme
1 / 21
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Tijd van burgers en stoommachines   1800 - 1900
Kenmerkende aspecten:

  • De industriële revolutie
  • De sociale kwestie
  • Emancipatiebewegingen
  • Democratisering
  • Politieke stromingen
  • Het moderne imperialisme

Slide 1 - Slide

Video
Beter ga je beginnen te gaan begrijpen...

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

herhaling § 7
Quizvragen

Slide 4 - Slide

Wat betekent onschendbaarheid van de koning(in)?
A
De koning mag doen wat hij wil
B
De ministers zijn verantwoordelijk voor de daden van de koning
C
De koning heeft geen macht meer.
D
De ministers mogen de rechten van de koning schenden

Slide 5 - Quiz

Wat staat er in artikel 1 van onze grondwet?
A
Dat onze vorst uit het Huis van Oranje afkomstig is
B
Dat je recht hebt op vrijheid van meningsuiting
C
Dat je geen geweld mag gebruiken
D
Dat iedereen in gelijke gevallen gelijk behandeld moet worden

Slide 6 - Quiz

Wat betekent ministeriële verantwoordelijkheid?
A
De koning is verantwoording schuldig aan de ministers
B
De ministers zijn verantwoording schuldig aan de koning.
C
De ministers zijn verantwoording schuldig aan de staten-generaal
D
De 2e kamer is verantwoording schuldig aan de ministers.

Slide 7 - Quiz

Hoe wordt onze 2e Kamer gekozen?
A
Indirect via de Provinciale Staten
B
Indirect via de 2e Kamer
C
Direct door het volk

Slide 8 - Quiz

Wat is de belangrijkste taak van de 2e Kamer?
A
Nieuwe wetten zelf bedenken
B
De ministers (het bestuur) controleren

Slide 9 - Quiz

Wat betekent censuskiesrecht?
A
Alleen de mannen die voldoende belasting betalen mogen stemmen.
B
Alleen de edelen mogen stemmen.
C
Alleen de volwassenen mogen stemmen.
D
Alleen de belastingbetalers mogen stemmen.

Slide 10 - Quiz

Hoe noem je alle ministers (en staatssecretarissen) bij elkaar?
A
Parlement
B
Kabinet

Slide 11 - Quiz

uitleg § 8

Slide 12 - Slide

Koning Willem III en de grondwet
  • Koning Gorilla bleef zelf ministers benoemen
  • Ministers werden niet gesteund door de 'Kamer' 
  • > Wetten werden niet aangenomen
  • Verandering: voortaan werden ministers 'voorgedragen' door de 2e Kamer
  • 'parlementair kabinet'

Slide 13 - Slide

Video over de kabinetsformatie
Daarna vragen

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

Hoe noem je de persoon die uitzoekt welke partijen samen willen werken na de verkiezingen?
A
Formateur
B
Informateur

Slide 16 - Quiz

Waarom moeten partijen in Nederland eigenlijk samenwerken?
A
Omdat ze anders geen meerderheid hebben in de 2e Kamer en wetten dan niet aangenomen kunnen worden.
B
Omdat ze anders steeds ruzie maken en dat is niet goed voor het bestuur van het land.

Slide 17 - Quiz

Hoe noem je de partijen die samenwerken om een meerderheid te krijgen in de 2e Kamer?
A
Coalitie
B
Oppositie
C
Militie

Slide 18 - Quiz

Wat doet de formateur?
A
Het kabinet samenstellen door ministers uit te zoeken
B
Overleggen met de koning over het kabinet

Slide 19 - Quiz

Kernbegrippen deze les
  • van koninklijk kabinet naar parlementair kabinet
  • informateur
  • formateur
  • 'voordragen'
  • coalitie
  • oppositie

Slide 20 - Slide

Huiswerk
Leren § 8

Slide 21 - Slide