Spelling blok 5 les 2 pv in tt

Spelling 
blok 5 les 1
1 / 18
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 6

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Spelling 
blok 5 les 1

Slide 1 - Slide

5-woordendictee
.

Slide 2 - Slide

voorkennis activeren
Opdracht 1:
Werk in 1 schrift en met 1 markeerstift.
Markeer om de beurt het onderwerp en de persoonsvorm.
Coach elkaar!

Slide 3 - Slide

leerdoel
Ik kan de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd schrijven.

De brandweer blust de brand.
Nina redt het vogeltje.
De agent vat de boef in de kraag.


Slide 4 - Slide

instructie 
.



(krijgen) Mijn broertje  ........................................ een nieuwe fiets.






Slide 5 - Slide

instructie 
.



(schudden) De goochelaar  ........................................ de kaarten.






Slide 6 - Slide

instructie 
.



(printen) De meester  ........................................ de werkbladen.






Slide 7 - Slide

samen oefenen
Spellingschrift bladzijde 8 opdracht 2

Slide 8 - Slide

samen oefenen
Pak je chromebook.
Log in.
Ga naar Lesson-Up.

Slide 9 - Slide

(stralen) Jim ..... van verliefdheid.

Slide 10 - Open question

(schoppen) ..... het kind de bal weg.

Slide 11 - Open question

(branden) Hij ..... zich aan de hete pan.

Slide 12 - Open question

(dichten) De bouwvakker ..... het gat.

Slide 13 - Open question

(verraden) Waarom ..... hij hem?

Slide 14 - Open question

(kiezen) Jij ..... een mooie kleur.

Slide 15 - Open question

zelf oefenen
Maak opdracht 4.

Zelf nakijken!

Klaar? 
Maak opdracht 5 en 6.
Lezen in je leesboek.

Slide 16 - Slide

Lesafsluiting

Ik kan de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd schrijven.

Hoe goed kan jij dit, vind je?
Schrijf het cijfer op je wisbordje.


Slide 17 - Slide

Lesafsluiting
Pak een kladblaadje. 
Schrijf je naam erop. 
Schrijf de antwoorden op.
Lever het blaadje in bij de juf.

(vergeven)   Het meisje .......... haar beste vriendin.
(voeden)   De moeder ......... de baby.
(hoesten) De man .......... in zijn elleboog.

Slide 18 - Slide