4.2. De evolutietheorie

Welkom!
We beginnen met herhaling van 4.1.
Daarna uitleg van 4.2
1 / 31
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Welkom!
We beginnen met herhaling van 4.1.
Daarna uitleg van 4.2

Slide 1 - Slide

Om organismen in een RIJK te kunnen indelen kijk je naar drie eigenschappen
A
celkern-celwand-bladgroenkorrels
B
eencellig-meercellig-geen cellen
C
beweegt wel-beweegt niet-kan lopen
D
warm-koud-lauw

Slide 2 - Quiz

Bij welk RIJK hoort dit organisme?
A
Bacteriën
B
Schimmels
C
Geleedpotigen
D
Dieren

Slide 3 - Quiz

De cellen van een waterlelie hebben een celwand
A
Ja
B
Nee

Slide 4 - Quiz

De cellen van mijn spieren hebben een kern
A
Ja
B
Nee

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Slide 10 - Slide

Veranderingen in het genotype (en fenotype)
Mutaties kunnen bepaalde eigenschappen anders maken.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Natuurlijke selectie
Roofdieren zullen nu vooral de bruine muizen eten, die vallen op. Grijs is beter aan het milieu aangepast om te overleven. 



Grijs = schutkleur

Slide 15 - Slide

Voorbeelden van goede aanpassingen aan het milieu. 

Bv. een schutkleur.

Slide 16 - Slide

Aanpassingen: schutkleur

Slide 17 - Slide

Natuurlijke selectie
  • Door een variatie in fenotype zijn er veel verschillende soorten slakken. Dit komt o.a. door erfelijke variatie.

  • De organismen die goed zijn aangepast overleven en kunnen zich voortplanten. Dit noem je natuurlijke selectie.

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Een nieuwe soort?

Slide 21 - Slide

Ontstaan van nieuwe
soorten
Kan ook gebeuren als een populatie
gescheiden en geïsoleerd wordt.

Barrières voorkomen voortplanten.

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Video

Slide 24 - Slide

De grondlegger van de evolutietheorie
A
Lamarck
B
De Vink
C
Darwin
D
MH2F

Slide 25 - Quiz

Waarvan spreken we als het gaat om het best aangepaste organisme overleeft?
A
Isolatie
B
Natuurlijke selectie
C
Kunstmatige selectie

Slide 26 - Quiz

Als bij een soort veel verschillende genotypen voorkomen, heeft deze soort een ...(vul in)... overlevingskans.
A
kleinere
B
grotere

Slide 27 - Quiz

op welke twee manieren kan het genotype veranderen?
A
door mutaties en door geslachtelijke voortplanting
B
door mutaties en door ongeslachtelijke voortplanting
C
door mutaties en het milieu
D
door ongeslachtelijke voortplanting en het milieu

Slide 28 - Quiz

Natuurlijke selectie betekent dat individuen met gunstige erfelijke eigenschappen meer nakomelingen krijgen dan individuen zonder deze eigenschappen.
A
juist
B
onjuist

Slide 29 - Quiz

Maak BS 2
Blz. 152
Maken vraag 11 t/m 17

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Video