- Present Simple = nu, feiten en regelmatige dingen
- Present Continuous = nu aan de gang / afspraak in toekomst
- Past Simple = verleden gebeurd en nu afgelopen
- Past Continuous = in verleden een tijdje aan de gang
- Present Perfect = verleden begonnen en nu merkbaar
- To be going to = plannen + voorspel met bewijs
- Will = beloftes, besluiten + voorspel zonder