Opdracht 8 Eigen antwoorden. Bijvoorbeeld: 1 De caissière is op staande voet ontslagen, omdat ze geld heeft gestolen uit de kassalade. 2 Omdat ik me verslapen had, miste ik de bus. 3 Er worden in onze straat tien bomen gekapt, omdat ze ziek zijn geworden. 4 Sinds Cees in ons team speelt, winnen we elke week. 5 Een buikgriep is doorgaans niet ernstig, maar het is wel lastig op school. 6 Toen onze kat een muis gevangen had, bleef ze ermee spelen.
Slide 3 - Slide
[*]Opdracht 9
1 heeft, opgegraven, zocht 2 vond, zaten 3 wordt, geschat, is 4 voorspelde, meldt / meldde 5 is, gebruikt 6 wegen 7 deed, ligt 8 kun, heeft
Slide 4 - Slide
Doel:
Je leert hoe je rekening moet houden met je publiek en hoe je een goede tekst schrijft.
Slide 5 - Slide
Stappenplan: schrijven voor publiek
Stap 1: bedenk een onderwerp
Stap 2: bedenk voor welk publiek je schrijft
Stap 3: Maak een schrijfplan
Stap 4: schrijf je tekst met behulp van je schrijfplan
stap 5: controleer je tekst en verbeter de fouten
Slide 6 - Slide
Stap 1: bedenk een onderwerp
Iets wat de lezers interesseert
Slide 7 - Slide
Stap 2: bedenk voor welk publiek je schrijft
jongeren of ouderen?
Slide 8 - Slide
Jongeren
Spreek de lezers aan met je.
Je mag moderne woorden gebruiken.
De lay-out mag wat drukker (niet overdrijven).
Ouderen
Spreek de lezers aan met u.
Gebruik nette en formele woorden.
De lay-out moet rustig zijn. mag veel tekst en weinig kleuren.
Slide 9 - Slide
Stap 3: Maak een schrijfplan
Vul het onderstaande schema in met steekwoorden.
inleiding:
Het belangrijkste: 5 W’s en H(wie, wat, waar, wanneer, waarom en hoe?)
middenstuk:
3 alinea's
slot:
Een goede slotzin…
Slide 10 - Slide
Stap 4: schrijf je tekst met behulp van je schrijfplan
Schrijf je steekwoorden nu in voledige zinnen en denk aan je publiek!
Slide 11 - Slide
Stap 5: controleer je tekst en verbeter de fouten
De tekst heeft een goede titel.
Alinea’s zijn goed uitgewerkt volgens schrijfplan.
De lezers worden met de juiste persoonlijk voornaamwoorden aangesproken (je / jij/ u).
De lay-out past bij het publiek.
Alle woorden en zinnen zijn begrijpelijk.
Alle woorden zijn juist gespeld
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Hoe schrijf je nu een goede tekst?
Slide 14 - Slide
Denk aan de volgende punten:
Gebruik bij een goede tekst verwijswoorden
Gebruik als en dan op de juiste manier
Gebruik signaalwoorden om verbanden duidelijk te maken
Gebruik een komma tussen twee persoonsvormen
Controleer je tekst!
Slide 15 - Slide
Gebruik bij een goede tekst verwijswoorden
Let op dat je de juiste verwijswoorden gebruikt. Welke verwijswoorden moet je in de onderstaande zinnen gebruiken?
1. André Rijken is mijn buurman. ... woont al drie jaar naast mij.Voor .... woonde Mies naast ons. .... heeft daar ook drie jaar gewoond.
2. Mies had ook een kat. .... zorgden wij voor als .... een weekendje weg was.
Slide 16 - Slide
Antwoorden
1. André Rijken is mijn buurman. Hij woont al drie jaar naast mij.Voor hem woonde Mies naast ons. Zij heeft daar ook drie jaar gewoond.
2. Mies had ook een kat. Daar zorgden wij voor als ze een weekendje weg was.
Slide 17 - Slide
Gebruik als en dan op de juiste manier
Gebruik als na een stellende trap.
even klein als, even groot als
Gebruik dan na een vergrotende trap.
voorbeeld: kleiner dan, groter dan
Slide 18 - Slide
Als of dan? Andre heeft ook een kat. Deze is groter ...1... de kat van Mies. Het beest lijkt wel net zo groot ...2... een tijger.
Slide 19 - Open question
Gebruik signaalwoorden om verbanden duidelijk te maken
Welke signaalwoorden horen op de openplekken?
Soms ben ik een beetje bang voor de kater van Andre, ... hij kan hard blazen. De poes van Mies deed dat nooit, ... wilde wij ook wel oppassen in de weekenden.
De kat van mijn buurman valt mij bijna aan, ... ik het tuinpad op kom lopen.
Slide 20 - Slide
Antwoorden
Soms ben ik een beetje bang voor de kater van Andre, want hij kan hard blazen. De poes van Mies deed dat nooit, daarom wilde wij ook wel oppassen in de weekenden.
De kat van mijn buurman valt mij bijna aan, zodra ik het tuinpad op kom lopen.
Slide 21 - Slide
Gebruik een komma tussen twee persoonsvormen
Waar moeten de komma's?
Vorige week ging ik bij André op bezoek daar kreeg ik bijna een hartaanval. Ik liep het tuinpad op toen plotseling de rode kater van de schuur sprong. Hij maakte een luid sissend geluid maar de kat landde in de regenton.
Het liep met een sisser af.
Slide 22 - Slide
Antwoorden
Vorige week ging ik bij André op bezoek , daar kreeg ik bijna een hartaanval. Ik liep het tuinpad op , toen plotseling de rode kater van de schuur sprong. Hij maakte een luid sissend geluid , maar de kat landde in de regenton. Het liep met een sisser af.