Voorbereiding toets woorden, grammatica en spelling H1+2 3G

Voorbereiding toets H1+2
Woorden, grammatica en spelling
1 / 32
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Voorbereiding toets H1+2
Woorden, grammatica en spelling

Slide 1 - Slide

Wat kun je in een woordvierkant zetten?

Slide 2 - Open question

Wat betekent psychisch?
A
geestelijk
B
lichamelijk
C
waardering
D
opvoedkundig

Slide 3 - Quiz

Wat is een passage?
A
een boodschap
B
een brug
C
een stukje tekst
D
het belangrijkste

Slide 4 - Quiz

Wat doe je als je citeert?
A
dan vat je tekst samen
B
iets letterlijk overschrijven of zeggen
C
dan geef je je mening

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Wat is het voegwoord in deze zin?
Als de docent praat, houdt iedereen zijn mond.
A
houdt
B
zijn
C
iedereen
D
als

Slide 14 - Quiz

Vul in:
Wat doe jij, als een kind slecht gedrag (vertonen)
A
vertoont
B
vertoond

Slide 15 - Quiz

Vul in:
Als je je verhalen zo (aandikken) (geloven) niemand je.
A
aandikt, geloofd
B
aandikt, gelooft

Slide 16 - Quiz

Wanneer gebruik je een dubbele punt?
A
als er een voorbeeld volgt
B
als er een opsomming volgt
C
bij een citaat
D
abc zijn allemaal goed

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Slide

Wat betekent hetze?
A
toestand
B
manier om te zorgen dat anderen slecht over je denken
C
partijen die niet in de regering zitten

Slide 19 - Quiz

Wat is een kopje?

Slide 20 - Open question

Wat is het tegenovergestelde van theoretisch?

Slide 21 - Open question

Wat betekent effectief?
A
doeltreffend
B
maximaal
C
situatie
D
serieus

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Slide

In 1963 / rolde / de Porsche 911 / voor het eerst / van de band.
Benoem BWB
A
rolde, van de band
B
in 1963, voor het eerst
C
In 1963,voor het eerst, van de band
D
voor het eerst, van de band

Slide 24 - Quiz

In al die jaren / heeft / de auto / hetzelfde uiterlijk / gehad.
Wat is "hetzelfde uiterlijk"
A
werkwoordelijk gezegde
B
onderwerp
C
meewerkend voorwerp
D
lijdend voorwerp

Slide 25 - Quiz

De auto / was / toen / al / uitgevoerd / met een luchtgekoelde motor / achterin.
Wat is "de auto"
A
werkwoordelijk gezegde
B
onderwerp
C
meewerkend voorwerp
D
lijdend voorwerp

Slide 26 - Quiz

De auto / was / toen / al / uitgevoerd / met een luchtgekoelde motor / achterin.

Hoeveel BWB's telt deze zin?
A
twee
B
een
C
vier
D
drie

Slide 27 - Quiz

Slide 28 - Slide

Wat heeft hij in dat interview onthuld/onthult?
A
onthuld
B
onthult

Slide 29 - Quiz

Zijn populariteit was na dit interview behoorlijk verminderd/vermindert.
A
vermindert
B
verminderd

Slide 30 - Quiz

Meervouden

Meervoud op -ieën : Als de klemtoon op de laatste lettergreep valt : therapie – therapieën 
Meervoud op -iën Als de klemtoon niet op de laatste lettergreep valt: olie – oliën 
Meervoud op -eën
Als een woord in het enkelvoud op -ee eindigt : zee – zeeën 

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide