2.4 Genexpressie

Thema 2 DNA
2.4 Genexpressie
1 / 19
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Thema 2 DNA
2.4 Genexpressie

Slide 1 - Slide

Noem enkele functies van eiwitten

Slide 2 - Open question

Wat zijn de bouwstenen van eiwitten?

Slide 3 - Open question

Uit welke 3 nucleotiden bestaan het start- en stopcodon?

Slide 4 - Open question

Voor welk aminozuur codeert het codon 'GCU' in het mRNA?

Slide 5 - Open question

Wat zijn polypeptideketens?

Slide 6 - Open question

Binas tabel 71J

Slide 7 - Slide

Leerdoelen
  • Je kunt verschillende manieren van genregulatie beschrijven bij prokaryoten.
  • Je kunt verschillende manieren van genregulatie beschrijven bij eukaryoten.
  • Je kunt beschrijven wat het belang is van genexpressie voor zelfregulatie en zelforganisatie van een organisme.

Slide 8 - Slide

Verschillen in bouw en functie
IEDERE CEL BEVAT HETZELFDE GENOOM!
Afhankelijk van milieufactoren en celfunctie welke genen aan staan...

Genregulatie: genen aan en uitzetten 

Genexpressie: wanneer gen aan staat vindt transcriptie (DNA -> mRNA) en translatie (mRNA -> eiwit) plaats 

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Genregulatie bij prokaryoten

  • Inductor: stof die genexpressie op gang brengt -> bijv. lactose
  • Regulatorgen: codeert voor het repressormolecuul
  • Operon: deel van het DNA dat alle genen bevat die de vorming van een eiwit reguleren
  • Structuurgenen: bevatten informatie voor het vormen van een RNA of eiwit


Slide 11 - Slide

Genregulatie bij prokaryoten

-> Repressor gebonden aan operator = geen transcriptie van structuurgenen

-> Lactose (inductor) gebonden aan repressor = vormverandering = blok binding aan operator = wel transcriptie van structuurgenen -> lactase (enzym) wordt gemaakt

Inductor = substraat van enzymen die gesynthetiseerd worden

Slide 12 - Slide

Embryonale stamcellen
Omnipotent/totipotent: ontwikkelen tot ieder celtype, ook anders dan dat van embryo (bijv. placenta/navelstreng)

Pluripotent: ontwikkelen tot ieder celtype van organisme -> stamcellen

Multipotent: ontwikkelen tot beperkt aantal celtypen (bijv. bloedstamcellen)

Binas 80A

Slide 13 - Slide

Celdifferentiatie
  • Plaats en omstandigheden
  • Invloed van andere cellen
  • Regulatorgenen: transcriptiefactoren

Apoptose: geprogrammeerde celdood door middel van enzymen
  • Vingers en tenen
  • Afbraak van 'niet gewenste' cellen

Slide 14 - Slide

Genregulatie bij volwassenen

Slide 15 - Slide

Genregulatie bij volwassenen
  • Functie van de cel
  • Omstandigheden 

Transcriptiefactoren zijn nodig om RNA-polymerase transcriptie te laten starten
  • Activators binden aan enhancers = buigen DNA = andere transcriptiefactoren en RNA-polymerase kunnen binden aan promotor = transcriptie
  • Repressors blokkeren dit juist
Binas 71F

Slide 16 - Slide

Steviger/losser binden van DNA door histon eiwitten 
& DNA-methylering
DNA-methylering

Slide 17 - Slide

Leerdoelen behaald??
  • Je kunt verschillende manieren van genregulatie beschrijven bij prokaryoten.
  • Je kunt verschillende manieren van genregulatie beschrijven bij eukaryoten.
  • Je kunt beschrijven wat het belang is van genexpressie voor zelfregulatie en zelforganisatie van een organisme.

Slide 18 - Slide

Het huiswerk
Bestudeer blz. 69 t/m 76.
Maken + nakijken opdr. 17, 18, 19, 22, 23, 24.

Slide 19 - Slide