1.
Verkennen (Je verdiepen in de opdracht)
2. Ontwerpen (Het tekenen of bedenken van een product of dienst)
3. Voorbereiden (Alles wat je nodig hebt verzamelen)
4. Realiseren (Maken of uitvoeren)
5. Presenteren (Aan anderen laten zien hoe je het hebt gemaakt/gedaan)
6. Reflecteren (Terugkijken, wat ging goed, wat kon beter)