This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Welcome class
Please, sit down and get your books out
Today's subject: a of an
Slide 1 - Slide
a of an
Deze les leer je het verschil tussen A en An
én wanneer je deze kunt gebruiken.
Slide 2 - Slide
What do you know about a/an?
Slide 3 - Mind map
Planning
- explanation
- video clip
- check
- exercise
- book
Slide 4 - Slide
Grammar
a/an = een
a en an betekenen allebei: een (van de/het/een).
In het Nederlands zeggen we bijvoorbeeld: ik heb zin in een appel. Als je deze zin naar het Engels wil vertalen zal je moeten kiezen tussen a of an. Er zijn dus 2 Engelse woorden voor 1 Nederlands woord.
Slide 5 - Slide
Wanneer kies je welke?
a = woord erna eindigt op een medeklinkerklank
vb. a chair, a book, a uniform
an = woord erna eindigt op klinkerklank
vb. an apple, an uncle
Let op: het gaat om de klank (dus hoe je het zegt) en niet om hoe je het schrijft.
Slide 6 - Slide
Extra uitleg nodig?
Bekijk het filmpje op de volgende dia
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Video
Check?!
Beantwoord de vraag op de volgende dia. Weet je het antwoord niet? Geen probleem, kijk het filmpje hiervoor nog eens of vraag de docent.
Slide 9 - Slide
What are the rules when using a/an?
Slide 10 - Mind map
a of an?
Beantwoord de volgende vragen
Slide 11 - Slide
a of an? .... university
A
a
B
an
Slide 12 - Quiz
a of an? .... artwork
A
a
B
an
Slide 13 - Quiz
a of an? ..... house
A
a
B
an
Slide 14 - Quiz
a of an? .... uniform
A
a
B
an
Slide 15 - Quiz
a of an? ..... dog
A
a
B
an
Slide 16 - Quiz
a of an? .... tree
A
a
B
an
Slide 17 - Quiz
a of an? ..... banana
A
a
B
an
Slide 18 - Quiz
A of AN? .... umbrella
A
a
B
an
Slide 19 - Quiz
a of an? .... ear
A
a
B
an
Slide 20 - Quiz
a of an? .... hero
A
a
B
an
Slide 21 - Quiz
A of AN? .... president
A
a
B
an
Slide 22 - Quiz
Well done! Are there any questions?
Slide 23 - Open question
One last check
Slide 24 - Slide
child
apple
house
uniform
hour
M&M
A
A
A
An
An
An
Slide 25 - Drag question
Doelen
1. Ik weet het verschil tussen a en an 2. Ik kan a en an gebruiken
A
Ik heb doel 1 gehaald
B
Ik heb doel 2 gehaald
C
Ik heb beide doelen gehaald
D
Ik moet nog wat oefenen
Slide 26 - Quiz
Extra oefenen?
Slim! Door meer te oefenen onthoud je beter. Er volgen nog een paar meerkeuze oefeningen.