Formuleren H3

Lesplanning 
* 15 min. lezen 

* Terugblik: 
- Woordsoorten herhaling

* Voorbereiding toetsweek:
Oefen op www.jufmelis.nl of www.cambiumned.nl de:
- zinsdelen
- woordsoorten 
Let op!
Telefoon in de telefoonzak
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Lesplanning 
* 15 min. lezen 

* Terugblik: 
- Woordsoorten herhaling

* Voorbereiding toetsweek:
Oefen op www.jufmelis.nl of www.cambiumned.nl de:
- zinsdelen
- woordsoorten 
Let op!
Telefoon in de telefoonzak

Slide 1 - Slide

Leesles 

Slide 2 - Slide

Lesdoel:

Je leert op de juiste manier met deze, die, dit en dat verwijzen

Slide 3 - Slide

Het aanwijzend voornaamwoord
Het aanwijzend voornaamwoord wijst dingen aan en staat voor het zelfstandig naamwoord waarbij het hoort. De meest voorkomende zijn deze, die, dit en dat. 

Deze en die verwijzen naar een de-woord
Dit en dat  verwijzen naar een het-woord

Deze en dit verwijzen naar iets dat dichtbij is; 
Die en dat verwijzen naar iets dat ver(der) weg is. 

Slide 4 - Slide

Woordgeslacht
Zelfstandige naamwoorden zijn mannelijk, vrouwelijk of onzijdig. 




 Let op: het woordgeslacht heeft meestal niets te maken met mannelijk en vrouwelijk in de gewone betekenis.
Je kunt het woordgeslacht opzoeken in een woordenboek of in de Woordenlijst






Slide 5 - Slide

lidwoorden
de
het
woordgeslacht
m en v
o
verwijswoorden
die en deze
dit en dat
voorbeelden 3x
tafel - auto - kam
stuur - panel - bestuur
Ezelsbruggetje:de of het woord? 
Geef 3 voorb.
een gave trui
een rode pen
een leuke hond
een gaaf blad
een rood bord
een leuk feest
Het schema met woordgeslacht, verwijswoorden en voorbeelden.  

Slide 6 - Slide

Aan de slag!
Lees de theorie op blz. 234

- Maak opdracht:
1 t/m 4 zelfstandig







Slide 7 - Slide

Hij, die, deze, zijn zijn verwijswoorden voor een
A
mannelijk de-woord meervoud
B
vrouwelijk de-woord enkelvoud
C
mannelijk de-woord enkelvoud
D
onzijdig het-woord enkelvoud

Slide 8 - Quiz

Je gebruikt verwijswoorden om...
A
... het moeilijker te maken voor de lezer.
B
... de tekst korter te maken.
C
... meer afwisseling in de tekst te krijgen.

Slide 9 - Quiz

wat zijn verwijswoorden ?
A
de
B
deze
C
zij
D
dat

Slide 10 - Quiz

Wat is geen verwijswoord?
A
ze
B
deze
C
zeker
D
zij

Slide 11 - Quiz

Ik snap de verwijswoorden
A
heel goed
B
best goed
C
niet zo goed
D
helemaal niet

Slide 12 - Quiz

Verwijswoorden...
A
geven een verband aan in de tekst.
B
geven een eigenschap aan.
C
geven aan dat iets van iemand is.
D
verwijzen naar iets in de tekst.

Slide 13 - Quiz

Wat is geen verwijswoord?
A
Ze
B
Dit
C
Erop
D
Iemand

Slide 14 - Quiz

Lesafsluiting
* Huiswerk vrijdag:
- Opdracht 1 t/m 4 maken 

* Lesdoelen:
- Je kan op de juiste manier verwijzen

* Vooruitblik:
Woordenschat: Nieuwsbegrip

* Vragen?


Slide 15 - Slide