Taalverzorging Formuleren - Woordvolgorde in samengestelde zinnen

WOORDVOLGORDE IN 
SAMENGESTELDE ZINNEN
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3,4

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

WOORDVOLGORDE IN 
SAMENGESTELDE ZINNEN

Slide 1 - Slide

DOEL VAN DE LES
  • Je leert samengestelde zinnen maken
  • Je gebruikt hierbij de goede woordvolgorde.
  • Je kunt passende voegwoorden in een samengestelde zin zetten.

Slide 2 - Slide

Terugblik
zinnen met meerdere persoonsvormen

Slide 3 - Slide

opfrissen
Hoe vind je de persoonsvorm van een zin?
Wat is een samengestelde zin?
Wat zijn voegwoorden?
woordvolgorde

Theorie

Slide 4 - Slide

Wat zijn de persoonsvormen?

De leerling wil zijn telefoon niet weg doen, want hij vindt TikTok interessanter.
A
zijn - vindt
B
wil - doen
C
doen - interessanter
D
wil - vindt

Slide 5 - Quiz

Wat zijn de persoonsvormen?

De voetbalster vond dat de scheids niet goed gekeken had.
timer
0:20
A
vond - gekeken
B
gekeken - had
C
vond - had

Slide 6 - Quiz

De pv in de t.t.
                                    Wat is de                             regel?

                                    en hoe gaat de regel precies?

Slide 7 - Slide

Vul de juiste vormen van de persoonsvormen in:

..... (vinden) je thee lekker of ..... (willen) je liever chocomelk?

Slide 8 - Open question

Vul de juiste vormen van de persoonsvormen in:
Moos...............(sleutelen) aan zijn scooter, omdat die niet lekker meer ................. (rijden)

Slide 9 - Open question

Uitleg:
Woordvolgorde in samengestelde zinnen
Enkelvoudige zin = 1 pv
Samenstelde zin = meer pv's

Enkevoudige zin:                                        Samengestelde zin: 
Ik ben op het strand.                                 Ik ben op het strand en zwem in de zee.  
     (was)                                                            
Ik zwem in de zee.                                     * Je gebruikt een voegwoord om de            
    (zwom)                                                           zinnen met elkaar te verbinen. 

Slide 10 - Slide

Uitleg:
Voegwoorden in samengestelde zinnen
Twee soorten:    
en - maar - want - dus - (of)
      vb:     Mijn cijfer is mooi, want ik heb goed geleerd.
                                  
omdat - zodat - totdat - voordat -terwijl - toen - als - (etc)

Vb:       Ik heb een mooi cijfer, omdat ik  goed geleerd heb.
              Omdat ik goed geleerd heb, is mijn cijfer mooi.
 
               

Slide 11 - Slide

Wat zijn de persoonsvormen?

Alex reist nu richting Rotterdam, want hij wil zijn zus in Brussel bezoeken.
timer
0:20
A
reist - wil
B
reist - bezoeken
C
wil - zijn
D
wil - bezoeken

Slide 12 - Quiz

Wat zijn de onderwerpen?

Alex reist nu richting Rotterdam, want hij wil zijn zus in Brussel bezoeken.
timer
0:20
A
Alex - Rotterdam
B
Alex - hij
C
Alex - zijn zus
D
Rotterdam - Brussel

Slide 13 - Quiz

Wat zijn de persoonsvormen?

Elian zal haar diploma wel halen, als ze de komende maanden gaat leren.
timer
0:20
A
zal - halen
B
zal - leren
C
halen - gaat
D
zal - gaat

Slide 14 - Quiz

Wat zijn de onderwerpen?

Elian zal haar diploma wel halen, als ze de komende maanden gaat leren.
timer
0:20
A
haar diploma - ze
B
Elian - ze
C
Elian - de komende maanden
D
haar diploma - de komende maanden

Slide 15 - Quiz

Welk voegwoord kun je op de .... zetten?

Alex reist nu richting Rotterdam, .... hij wil zijn zus in Brussel bezoeken.

timer
0:20

Slide 16 - Open question

Welk voegwoord kun je op de .... zetten?

Elian zal haar diploma wel halen .... ze de komende maanden gaat leren.
timer
0:20

Slide 17 - Open question

Welk voegwoord kun je op de ..... zetten

Ik ga naar huis, ..... ik naar de tandarts moet

Slide 18 - Open question

Welk voegwoord kun je op de .... zetten?

De terugweg stonden we heel lang stil, .... we hadden veel file

Slide 19 - Open question

Welk voegwoord kun je op de .... zetten?

Ze at haar pizza snel op, ... ze naar haar vriendinnen kon gaan.

Slide 20 - Open question

Maak een samengestelde zin: voegwoord in het midden

We hebben dinsdag geen les.
Er is een studiedag.

Slide 21 - Open question

Maak een samengestelde zin: voegwoord vooraan

We hebben dinsdag geen les.
Er is een studiedag.

Slide 22 - Open question

MAAK DE OPDRACHTEN
Hoofdstuk 2 
woordvolgorde in
samengestelde zinnen

Opdracht 1 - 2 - 3 - 4 - 5

Slide 23 - Slide