TEST UNIT 3 1Bb

TEST UNIT 3
GRAMMAR UNIT 3
WORDS UNIT 3
EXPRESSIONS UNIT 3
1 / 43
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

TEST UNIT 3
GRAMMAR UNIT 3
WORDS UNIT 3
EXPRESSIONS UNIT 3

Slide 1 - Slide

Let op!
De toets duurt 45 minuten. Je hebt geen tijd om dingen op te zoeken in je boek ;) Je hoeft nergens de hele zin op te schrijven, behalve bij de expressions. 
Good luck!

Slide 2 - Slide

GRAMMAR
Je krijgt nu 3 grammatica opdrachten
A. Comparisons --> tall, taller, tallest
Zet de vergrotende of de overtreffende trap van de woorden tussen haakjes in de zin.
B. Present Continuous --> I am walking
Volg de aanwijzingen en zet de werkwoorden tussen haakjes in de present continuous in de zin. Gebruik de korte of de lange vorm.
C. Present Continuous vs. Present Simple

Slide 3 - Slide

A. Comparisons --> tall, taller, tallest

Zet de vergrotende of de overtreffende trap van de woorden tussen haakjes in de zin.

Slide 4 - Slide

The ____ (high) building in the world is in Dubai.

Slide 5 - Open question

That dress is ____ (expensive) than this skirt.

Slide 6 - Open question

My mum gets ____ (angry) than my dad.

Slide 7 - Open question

What is the ____ (good) theatre in town?

Slide 8 - Open question

She is the ____ (beautiful) woman I know.

Slide 9 - Open question

Present continuous

Volg de aanwijzingen (+,-,?) en zet de werkwoorden tussen haakjes in de present continuous in de zin. Gebruik de korte of de lange vorm.

Slide 10 - Slide

(-) We ____ (to take) the train today.

Slide 11 - Open question

(+) Ron ____ Peter (to tell) to be quiet.

Slide 12 - Open question

(?) ____ Laura ____ (to move) to Manhattan?

Slide 13 - Open question

(+) We shouldn’t go out. It ____ (to rain) right now.

Slide 14 - Open question

(?) ____ you ____ (to enjoy) that piece of pie?

Slide 15 - Open question

(-) I ____ (to do) my homework tonight.

Slide 16 - Open question

Present continuous versus present simple
Kies de juiste vorm van depresent simple of de present continuous. 
Reminder:
Present Simple: gewoonte, regelmaat, feit
Present Continuous: iets dat nu aan de gang is

Slide 17 - Slide

(+) My mum ____ (to prepare) a big dinner for tonight.
A
is preparing
B
prepares
C
are preparing
D
prepare

Slide 18 - Quiz

(?) ____ you ____ (to live) in a flat?
A
Are you living
B
Do you live
C
Am you living
D
Does you live

Slide 19 - Quiz

(+) I ____ (to go) to the cinema every Saturday.
A
am going
B
go
C
is going
D
goes

Slide 20 - Quiz

(-) You ____ (to study) at the moment.
A
are not studying
B
don't study
C
is not studying
D
doesn't study

Slide 21 - Quiz

WORDS UNIT 3
Vul een Engels woord in!

Slide 22 - Slide

I’m very hungry. Let’s go and ______.
Vul het juiste woord in. Er blijven twee woorden over. Kies uit:
emotions - explore - grab a bite - national holiday - personality - rude - subway - throw a party - townhouse - Valentine’s Day

Slide 23 - Open question

Tim likes to ______ new places.
Vul het juiste woord in. Er blijven twee woorden over. Kies uit:
emotions - explore - grab a bite - national holiday - personality - rude - subway - throw a party - townhouse - Valentine’s Day

Slide 24 - Open question

At work, I hate dealing with ______ customers.
Vul het juiste woord in. Er blijven twee woorden over. Kies uit:
emotions - explore - grab a bite - national holiday - personality - rude - subway - throw a party - townhouse - Valentine’s Day

Slide 25 - Open question

Kay has a great ______. She’s very kind.
Vul het juiste woord in. Er blijven twee woorden over. Kies uit:
emotions - explore - grab a bite - national holiday - personality - rude - subway - throw a party - townhouse - Valentine’s Day

Slide 26 - Open question

My dream is to live in a big ______ with a garden front and back.
Vul het juiste woord in. Er blijven twee woorden over. Kies uit:
emotions - explore - grab a bite - national holiday - personality - rude - subway - throw a party - townhouse - Valentine’s Day

Slide 27 - Open question

We can’t walk twenty blocks. Let’s take the ______.
Vul het juiste woord in. Er blijven twee woorden over. Kies uit:
emotions - explore - grab a bite - national holiday - personality - rude - subway - throw a party - townhouse - Valentine’s Day

Slide 28 - Open question

______ is on the 14th of February.
Vul het juiste woord in. Er blijven twee woorden over. Kies uit:
emotions - explore - grab a bite - national holiday - personality - rude - subway - throw a party - townhouse - Valentine’s Day

Slide 29 - Open question

I want to ______ for my 13th birthday.
Vul het juiste woord in. Er blijven twee woorden over. Kies uit:
emotions - explore - grab a bite - national holiday - personality - rude - subway - throw a party - townhouse - Valentine’s Day

Slide 30 - Open question

WORDS UNIT 3
VUL EEN ENGELS WOORD IN!

Slide 31 - Slide

I will bake a ______ for your birthday.
Vul de vertaling van het juiste woord in. Er blijven twee woorden over. Kies uit:
dichtbij - fiets - gevaarlijk - grappig - iedereen - je iets voorstellen - reis - taart - traditie - verdrietig

Slide 32 - Open question

Most young people don’t care much about _____.
Vul de vertaling van het juiste woord in. Er blijven twee woorden over. Kies uit:
dichtbij - fiets - gevaarlijk - grappig - iedereen - je iets voorstellen - reis - taart - traditie - verdrietig

Slide 33 - Open question

I cry when I’m ______.
Vul de vertaling van het juiste woord in. Er blijven twee woorden over. Kies uit:
dichtbij - fiets - gevaarlijk - grappig - iedereen - je iets voorstellen - reis - taart - traditie - verdrietig

Slide 34 - Open question

I ride my ______ to school.
Vul de vertaling van het juiste woord in. Er blijven twee woorden over. Kies uit:
dichtbij - fiets - gevaarlijk - grappig - iedereen - je iets voorstellen - reis - taart - traditie - verdrietig

Slide 35 - Open question

I can’t stop laughing. You are so ______!
Vul de vertaling van het juiste woord in. Er blijven twee woorden over. Kies uit:
dichtbij - fiets - gevaarlijk - grappig - iedereen - je iets voorstellen - reis - taart - traditie - verdrietig

Slide 36 - Open question

I’m scared. Those people look ______.
Vul de vertaling van het juiste woord in. Er blijven twee woorden over. Kies uit:
dichtbij - fiets - gevaarlijk - grappig - iedereen - je iets voorstellen - reis - taart - traditie - verdrietig

Slide 37 - Open question

My brother is on a three-month ______ across Australia.
Vul de vertaling van het juiste woord in. Er blijven twee woorden over. Kies uit:
dichtbij - fiets - gevaarlijk - grappig - iedereen - je iets voorstellen - reis - taart - traditie - verdrietig

Slide 38 - Open question

______ is welcome to join the party!
Vul de vertaling van het juiste woord in. Er blijven twee woorden over. Kies uit:
dichtbij - fiets - gevaarlijk - grappig - iedereen - je iets voorstellen - reis - taart - traditie - verdrietig

Slide 39 - Open question

Expressions Unit 3

Slide 40 - Slide

Beschrijf in het Engels hoe je beste vriendin/vriend eruit ziet. Gebruik tenminste 4 zinnen.

Slide 41 - Open question

Schrijf in het Engels een verjaardagskaart aan je beste vriend/vriendin. Gebruik minstens 4 'expressions' die hebt geleerd.

Slide 42 - Open question

THE END!!! Lever je toets in

Slide 43 - Slide