lowan huis woorden memory

Welkom
Lezen
timer
30:00
1 / 41
next
Slide 1: Slide
ISK/nt2Speciaal OnderwijsLeerroute 1

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom
Lezen
timer
30:00

Slide 1 - Slide

Vandaag
- Nieuwe regel
- herhaling huis
- spreken
- herhaling die, deze, dat, dit
Pauze
- Drama
Pauze
- Samen lezen
- Disk




Slide 2 - Slide

dia 1

Slide 3 - Slide

Welke woorden zag je op de vorige dia?

Slide 4 - Open question

dia 2

Slide 5 - Slide

Welk woorden zag je op de vorige dia?
A
de badkamer
B
de zolder
C
de trap
D
de tuin

Slide 6 - Quiz

dia 3 

Slide 7 - Slide

dia 3
Welk woord zag je NIET?
A
de lift
B
de zolder
C
de schoorsteen
D
het dak

Slide 8 - Quiz

dia 4

Slide 9 - Slide

dia 4
Welk woord zag je NIET?
A
het appartement
B
het dorp
C
de verdieping
D
de boerderij

Slide 10 - Quiz

dia 5 

Slide 11 - Slide

dia 5
Welk woord zag je NIET?

A
de eettafel
B
het dorp
C
de bushalte
D
het vloerkleed

Slide 12 - Quiz

dia 6 

Slide 13 - Slide

Waar kun je op zitten ?

Slide 14 - Open question

dia 7 

Slide 15 - Slide

Dia 7.
Welk woord zag je NIET?
Tekst
A
de deken
B
het bed
C
de spiegel
D
het gordijn

Slide 16 - Quiz

1.  
2. 
3. 
4.
Dia 8 

Slide 17 - Slide

dia 8
Wat zag je? Noem de 4 woorden.
> de ...... > het ......

Slide 18 - Open question

dia 9 

Slide 19 - Slide

dia 9
Welk woord zag je NIET?
A
het bed
B
de wastafel
C
de handdoek
D
het bad

Slide 20 - Quiz

dia 10

Slide 21 - Slide

dia 10
Welk woord zag je NIET?
A
de magnetron
B
de koelkast
C
de afzuigkap
D
de zeep

Slide 22 - Quiz

Dia 11 

Slide 23 - Slide

Welk woord zag je NIET?
A
de koelkast
B
de afzuigkap
C
de stofzuiger
D
het strijkijzer

Slide 24 - Quiz

dia 12

Slide 25 - Slide

Welk woord zag je NIET?
A
de emmer
B
de vaatwasser
C
de bezem
D
de strijkijzer

Slide 26 - Quiz

Spreken

Slide 27 - Slide

Je bent ziek.
Je kunt niet naar school komen.
Bel je docent.

Voorbeeld:
Hoi, met Aram.
Ik kan niet komen vandaag. Ik ben ziek.

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Video

Maak een afspraak.
Je wilt een afspraak met de dokter maken.
Bel de assistente.
Maak een afspraak.


Voorbeeld:
  • Met Aram Mohammed.
  • Ik wil graag een afspraak maken.
  • Nee, dan kan ik niet.
  • Ja, dan kan ik wel.

Slide 30 - Slide

Zeg een afspraak af.
Je hebt een afspraak met een klasgenoot om samen aan een opdracht te werken, maar je kan niet.
Bel je klasgenoot.
Zeg de afspraak af.
Maak ook een nieuwe afspraak.


Voorbeeld:
Met Aram Mohammed.
Wij hebben morgen een afspraak, maar dan kan ik niet.
Kunnen we een nieuwe afspraak maken?

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Dingen en mensen aanwijzen
de Aanwijzende Voornaamwoorden
dingen en mensen aanwijzen
de aanwijzende voornaamwoorden
deze - die
dit - dat
deze man, die vrouw, dit kind, dat boek

Slide 33 - Slide


hier 

daar
singularis
de broek
deze broek
die broek
het shirt
dit shirt
dat shirt
pluralis
de broeken
deze broeken
die broeken
de shirts
deze shirts
die shirts

Slide 34 - Slide

Neem je ......... rode paprika of ......... groene? (de paprika)
A
deze, deze
B
dit, dit
C
deze, dit
D
dit, deze

Slide 35 - Quiz

Ik neem ......... bril. .......... andere bril staat me niet. (de bril)
A
deze, die
B
deze, dat
C
dat, dat
D
deze, dit

Slide 36 - Quiz

Ober, .......... biefstuk is niet vers! (de biefstuk)
A
dit
B
deze

Slide 37 - Quiz

Ik houd van ijs, maar ...... ijs vind ik niet lekker (het ijs)
A
die
B
dit

Slide 38 - Quiz

Goed gedaan!

Slide 39 - Slide

Zelfstandig werken
DISK, Diglin, Lowan

Slide 40 - Slide

wat vond je van de les ?
😒🙁😐🙂😃

Slide 41 - Poll