Par. 3.1 Democratie en economische crisis

H. 3 Het interbellum 1918-1939
Par. 3.1 Democratie en economische crisis
1 / 29
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

This lesson contains 29 slides, with text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

H. 3 Het interbellum 1918-1939
Par. 3.1 Democratie en economische crisis

Slide 1 - Slide

Leerdoel
Aan het eind van deze les kun je uitleggen:
  • Welke problemen Duitsland na WOI kreeg
  • Welke hulp Duitsland na WOI kreeg
  • Wat de oorzaken & gevolgen van de  economische crisis vanaf 1929 waren

Slide 2 - Slide

Par. 1 Democratie en economische crisis
1.1 Duitsland in de problemen

Slide 3 - Slide

Interbellum

  • Periode tussen de 2 Wereldoorlogen





Slide 4 - Slide

Interbellum
  • WO I had voor armoede en verdriet gezorgd in Duitsland.
  • Na de oorlog beleef het onrustig.​
  • Keizer was gevlucht.​
  • Communisten probeerden de macht te grijpen.​
  • Hoe moest het land geregeerd worden?

Slide 5 - Slide

Republiek van Weimar
  • Er kwam een nieuwe regering die van Duitsland een parlementaire democratie maakte:
  • de republiek van Weimar.​
  • Uitgeroepen in 1919 in de plaats Weimar, met een democratische grondwet.​


Slide 6 - Slide

Republiek van Weimar
  • Na de verkiezingen vormden Socialistische Partij Duitsland (SPD), de katholieken en de liberalen een regering.​
  • Deze nieuwe regering tekende het verdrag van Versailles.​
  • Er was geen keuze.


Slide 7 - Slide

  • De Duitse bevolking voelde zich vernederd door het verdrag van Versailles.​
  • Daarnaast geloofde een groot deel van de bevolking in de dolkstootlegende.​

Slide 8 - Slide

Dolkstootlegende

  • Ze geloofden dat de regering opdracht had gegeven om te stoppen met vechten. ​
  • Er werd ‘een dolk in de rug’ gestoken van de soldaten die door wilden vechten.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

1923
  • De herstelbetalingen waren te hoog voor Duitsland.
  • In 1923 kon Duitsland de schulden niet meer betalen. ​​
  • Frankrijk stuurde een leger naar Du en bezette het Ruhrgebied.​​
  • Fransen namen waardevolle grondstoffen in beslag.


Slide 13 - Slide

Inflatie
  • De arbeiders gingen staken.​​
  • De lonen werden door de regering betaald.​​
  • Er werd geld bijgedrukt.​​
  • Gevolg: enorme inflatie.
  • Geld werd minder waard.




Slide 14 - Slide

Inflatie
Glas bier:​

1918: 0,17 Duitse mark​
1922: 60 mark​
1923: 150 miljard mark​

Door de (hyper)inflatie raakten mensen al hun geld kwijt.​




Slide 15 - Slide

Hitler
Hitler probeerde in deze chaos in 1923 de macht te grijpen.​

Dit mislukte.​
Hij kreeg 5 jaar gevangenisstraf.​
Waarvan Hitler uiteindelijk maar 13 maanden vastzat. ​
Tijdens zijn gevangenschap schreef hij het boek Mein Kampf.​



Slide 16 - Slide

Par. 1 Democratie en economische crisis
1.2 Hulp voor Duitsland

Slide 17 - Slide

Dawesplan
  • VS leenden Du goedkoop geld, hiermee kon de economie worden opgebouwd. ​
  • De herstelbetalingen aan Engeland en Frankrijk konden doorgaan.​
  • Eng en Fr hadden dan weer geld om producten in de VS te kopen.


Slide 18 - Slide

Dawesplan
  • Er kwam een einde aan de hoge inflatie.​
  • Tussen 1924 en 1929 verbeterde de Duitse economie.​
  • Het land kon weer herstelbetalingen doen.​
  • En Duitsland hield jaarlijks zelfs wat geld over.






Slide 19 - Slide

Dawesplan
  • 1926 Duitsland mocht lid worden van de Volkenbond.​
  • Veel mensen kregen weer hoop voor de toekomst.

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

Par. 1 Democratie en economische crisis
1.3 Economische crisis vanaf 1929

Slide 22 - Slide

Economische crisis vanaf 1929​
  • De crisis begon in de VS.​
  • Het leek goed te gaan, maar de Amerikaanse economie was kwetsbaar.
  • Tijdens WO I hadden boeren geld geleend om dure landbouwmachines te kopen: ​immers veel vraag uit Europa naar landbouwproducten.​
  • Na de oorlog viel die vraag weg: overschotten en prijsdalingen.


Slide 23 - Slide

Economische crisis vanaf 1929​
Daarnaast werd er ook geld geleend door:​
  • consumenten om producten te kopen​
  • aandeelhouders om aandelen in bedrijven te kopen.​

Iedereen was optimistisch over de toekomst.​
Het ging goed tot 1929.​



Slide 24 - Slide

Economische crisis vanaf 1929​
  • Oktober 1929 stortten de aandeelkoersen in (Beurskrach)​.
  • Aandelen worden veel minder waard.​
  • Iedereen biedt zijn aandelen te koop aan. 
  • Geleend geld wordt niet terugbetaald.​
  • Banken failliet, mensen zijn spaargeld kwijt. ​
  • Bedrijven failliet.​
  • Grote werkloosheid.​




Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Economische crisis vanaf 1929​
  • Alle landen die met de VS handelden krijgen te maken met deze crisis. ​
  • Voor Duitsland een grote tegenslag.​
  • Amerikaanse leningen stopten direct.


Slide 27 - Slide

Slide 28 - Video

Slide 29 - Video